woensdag 15 juni 2016

Van Roodkapje en de zeven dwergen...

Bij de kleuters in de klas van juf S, mogen de twee hulpjes die naast de juf zitten altijd een liedje uitkiezen. Ik heb een groot, opvouwbaar pictobord waarop de leerlingen een picto aanwijzen. Het bijbehorende lied wordt dan gezongen. Dit keer is B aan de beurt en hij kiest het plaatje van de wolf. Ik vraag hem welk liedje er bij deze picto hoort. De meeste klasgenoten beginnen gelijk te fluisteren over Roodkapje, maar B weet het niet. De juf maakt het gebaar van rood, maar er begint bij B geen lichtje te branden. Ik probeer hem op weg te helpen en stel de vraag: 'Gaat het over Sneeuwwitje of Roodkapje?' terwijl ik hem twee vuisten voor hou, links voor Sneeuwwitje, rechts voor Roodkapje. Overtuigd wijst B de linker vuist aan, want het eerste antwoord is altijd goed.
'Oké jongens, zingen jullie mee. Zeg Sneeuwwitje waar ga je hene, zo alleen, zo alleen...' Ik kijk de klas rond en hoor tien stel hersens kraken. Hier klopt iets niet. Autist G zegt: 'Dat is fout meester Vincent, het is Roodkapje.' 'Nou Sneeuwwitje was ook helemaal alleen op weg door het bos. Waar ging ze naar toe?' Overal hoor ik 'grootmoeder' gonzen, maar M heeft het door. 'Naar de zeven dwergen.' 'Zing maar mee: Ze is op weg naar de zeven dwergen, in het bos, in het bos... Waarvoor moet ze oppassen in het bos?' G roept vol overtuiging 'De wolf, de wolf!' 'In dit sprookje komt eigenlijk geen wolf voor', leg ik uit, 'ze moet eigenlijk bang zijn voor de jager.' Nu wordt het G te veel: 'Maar de jager komst alles juist goed maken.' 'In het sprookje van Roodkapje wel, maar in het sprookje van Sneeuwwitje niet. De boze stiefmoeder heeft tegen de jager gezegd dat die Sneeuwwitje moet doden.' 'Maar dat doen jagers toch niet!' G is duidelijk in verwarring. 'Nee, gelukkig doet de jager het ook in dit sprookje niet.' G is al weer wat gerust gesteld.
Het lied ontwikkelt zich steeds verder. Steeds meer leerlingen hebben inmiddels de wisseltruc door. Zo verzinnen we samen: 'Bij de dwergen mag ze wonen, in hun huis, in hun huis', 'Pas maar op voor het appelvrouwtje, pas maar op, pas maar op.' 'In een kistje moet ze liggen, in een kist, in een kist'. Dan vraag ik aan G: 'Wie komt haar wakker kussen?' Ik zie hem denken, en dan zegt hij: 'ik weet het: de prins.' Ook bij hem is het kwartje gevallen.
In het onderwijs is de term opbrengstgericht werken inmiddels gemeengoed. Meten is weten, dus worden allerlei streefdoelen in groepsplannen en ontwikkelperspectieven aangevinkt en afgekaart. Wat is nu de opbrengst van het Sneeuwwitje voorbeeld. Die opbrengst is heel divers. De leerlingen zijn namelijk ook heel verschillend.
Er is een groep leerlingen zoals B, die de hele verwisseling van Roodkapje en Sneeuwwitje niet meekrijgt. Zij genieten van het samen zingen. Een ervaringsgerichte opbrengst. Een ander groep heeft de verwisseling snel door en kan kennis toepassen. Zij kunnen de transfer van Roodkapje naar Sneeuwwitje maken. Een cognitieve opbrengst.
Maar hoe zit  het dan met G? Dat G moeite met de verwisseling heeft valt natuurlijk te verklaren vanuit zijn autisme. Toch valt bij hem uiteindelijk ook het kwartje. Daarmee is zijn autisme natuurlijk niet genezen, dat kan immers niet, maar misschien is er toch ergens een klein deurtje binnen al zijn hokjes in zijn hersenen op een kiertje gezet. Wie zal het zeggen?
Ik had B kunnen verbeteren en tegen hem kunnen zeggen: 'Nee het liedje gaat niet over Sneeuwwitje maar over Roodkapje.' Ik ben blij dat ik het niet gedaan heb. Ondanks dat mijn lesdoel heel ergens anders over ging, zag ik een kans om iets heel anders te bereiken. Iets wat niet in streefdoelen en of ontwikkelingsperspectieven staat omschreven, maar volgens mij behoorlijk opbrengstgericht was. Iets wat het onderwijs, onderwijs maakt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten