'Ze zijn er helemaal klaar voor hoor' zegt de assistente die ik in de gang tegen kom. Als ik mijn muziekkar de hoek om duw hoor ik gejoel uit het VSO lokaal komen. Acht puberdames en een heer, allen met een laag IQ en verschillende fysieke beperkingen, zitten in de kring klaar voor de muziekles. 'Meester Vincent, meester Vincent' gillen ze als ik mijn kar het krappe lokaal in manoeuvreer. De hormonen lijken door het lokaal te vliegen. Ik heb nog niets gedaan en de tent staat al op zijn kop.
Dit is een groep waar de leerlingen verstandelijk op kleuterniveau functioneren, maar lichamelijk al echte meiden zijn.
Muziekles is voor deze leerlingen een gebeurtenis waar ze naar uitkijken. Nu kan je echter niet spreken van een muziekles in traditionele zin. We noemen het muziekbelevingslessen. Het zingen van een lied of het slaan van een ritme op een trommel is voor deze leerlingen te hoog gegrepen. Drie van hen zitten bijvoorbeeld spastisch gevangen in hun lichaam en rolstoel en kunnen niet of nauwelijks praten. Hun klasgenoten communiceren ook op hun geheel eigen manier en hebben elk hun eigen motorische (on)mogelijkheden. Het Concertgebouworkest zullen ze dus nooit halen, maar muziek beleven, dat kunnen ze wel.
We beginnen de les met het welkomstliedje dat we vorige week geleerd hebben: 'We gaan beginnen, beginnen, want Vincent is weer binnen.' In het lied wordt iedereen begroet. Sommige leerlingen groeten terug, bij andere leerlingen is oogcontact al een hele waardevolle begroeting. De les wordt vervolgd met een gebarenliedje over wat je op school allemaal kunt leren en doen. De tekst begint met 'Hier op school kun je lezen leren, en het schrijven uitproberen.' Dat is echter voor deze leerlingen te hoog gegrepen. Ze zijn in de groep aan het werk over eten. Ze hebben net geleerd dat je bij het ontbijt boterhammen met pindakaas kunt smeren. Juf J stelt voor om dat broodjes smeren in het liedje te verwerken. De tekst wordt nu: 'Bij het ontbijt kun je broodjes smeren en het tafeldekken uitproberen.' Hier en daar wordt er een woordje meegezongen, S zingt het hele lied in haar eigen taal op haar eigen melodie mee, R begint het lied te zingen als we klaar zijn. Hoewel je niet kunt zeggen dat het lied wordt meegezongen, wordt het wel beleefd.
Daarna tekenen we muziek. Terwijl er muziek uit de film Amelie klinkt ga ik samen met de leerkracht een voor een bij de leerlingen langs. Ze tekenen met een stift de muziek op een leeg vel papier. Ik help ze even om met het ritme van de muziek mee te tekenen, maar laat ze vooral hun gang gaan. Sommige leerlingen lukt het aardig om de stift geleid door de muziek over het papier te laten gaan. Andere leerlingen vinden lekker kleuren al heel fijn. Omdat een op een begeleiding nodig is kan niet iedereen tegelijkertijd aan de beurt komen. T is één van de drie spastische leerlingen. Voor hem is bewegen een opgave, zijn hoofd omhoog houden kost hem al veel moeite, hij kan zijn armen, benen, handen en voeten nauwelijks bewegen. Hij heeft door wat de bedoeling is en roept zowaar verstaanbaar 'ik ook', ik ook'. Als juf J bij hem is zie ik dat ze hem eerst helpt met tekenen, maar dat ze even later het hem zelf laat proberen. Dan gebeurt het wonder van de dag. T tekent uit zichzelf! Hij bestuurt de stift met zijn hand en maakt zijn eigen tekening. Hij produceert dunne kartelige lijntjes. Wie had dat gedacht. Mijn dag kan niet meer stuk.
Het zijn dit soort kleine wondertjes die het werken in het speciaal onderwijs zo speciaal maken. Zo worden vele muziekbelevingslessen ook elke keer weer voor mij een hele beleving.
De muziek tekening van T |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten