woensdag 24 februari 2016

Het kind en de pedagoog

In twee MG klassen speelt het thema gezelschapspelen. Ik begin de les met een zelf bedacht liedje, waarvan de leerlingen al snel de eerste regels meezingen:

Ik ga winnen, ik ben de beste in dit spel
Ga jij winnen, dat zien we straks nog wel

Ik zorg er wel voor dat ze ook de laatste twee regels leren:

Speel het spel op jouw manier
Het gaat om het plezier

Voor veel leerlingen is de teleurstelling van het verliezen nog lastig te verwerken. Iets wat nog getraind moet worden, weten wij als pedagogen. We gaan daarom stoelendans doen. De juf, de assistente en ik doen het eerst voor, daarna gaan de stoelen in het midden en kan het spel met de leerlingen beginnen. Dat dit spel nog best lastig is, blijkt al snel. 
Hoewel de meeste leerlingen met de klok mee om de stoelen heen lopen, zijn er ook een paar die juist de andere kant opgaan, of een beetje door de klas heen zwerven. Als de muziek stopt zoeken de meeste leerlingen een plekje op een stoel in het midden. I wil perse op haar eigen stoel gaan zitten, je bent tenslotte autist of niet. R ziet haar eigen stoel (die weg was gezet) ergens anders staan en gaat daarop breed lachend zitten kijken hoe de anderen om de stoelen in het midden vechten. Ze heeft geen idee dat ze nu af is. Na een paar rondes heeft iedereen het wel zo'n beetje door en wordt de strijd fanatieker. Het is duidelijk dat de haantjes in de klas willen winnen. Kippetje A heeft eigenlijk niet zo zin meer om mee te doen. Het wordt haar wat te fanatiek. Juf T neemt haar bij de hand en geeft de veiligheid om door te spelen. Uiteindelijk blijkt A helemaal niet zo bescheiden en wint het spel.
Er wordt heel wat afgelachen en de leerlingen die afvallen hebben eigenlijk nauwelijks door dat ze verloren hebben. Juf T zegt: "Nu ben je af, maar dat geeft niet, want het gaat om het plezier van het meedoen." Normaal zou ik de leerlingen die af zijn een instrument geven, zodat ze met de muziek mee zouden kunnen spelen. Vandaag geef ik ze die beloning niet. De leerlingen moeten immers leren om om te gaan met teleurstelling. Maar zover zijn ze eigenlijk nog niet: alles wordt met een grote glimlach aanvaard: ze lijken eerst nog te moeten leren teleurgesteld te zijn. Voor hen is het spel, of ze winnen of verliezen, één groot feest. Moeten we ze als pedagogen gaan leren om teleurgesteld te zijn als ze verliezen, zodat we ze daarna kunnen leren hoe ze met die teleurstelling kunnen omgaan, of zullen we gewoon met net zo veel plezier met ze meespelen? Het kind in mij snoert de pedagoog de mond en kiest al gauw met een grote glimlach voor het laatste.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten