maandag 1 februari 2016

Je kan er ook helemaal niks van!

In mijn werk als consulent bij Hart, het kunstencentrum in Haarlem, kwamen wij vorige week te spreken over kindgerichte didactiek als uitgangspunt voor een nieuw beleid. Een mooie term, waar iedereen in onderwijs spontaan 'ja' op zegt. Als het echter om de invulling van die term gaat krabben de meeste van ons toch even achter onze oren. Wellicht is dit een aardig voorbeeld uit mijn lespraktijk. 
Als ik in de klas van juf W het welkomstliedje heb gehad, vraag ik of de leerlingen ook zo zin hebben in een zielig liedje. Twee leerlingen geven aan dat ze daar nu eigenlijk geen trek in hebben, maar de andere zes leerlingen hebben geen bezwaar. Ik probeer de twee te overtuigen met het argument dat het lied wel goed afloopt. We besluiten dat ik het lied eerst een keer zal zingen en dat we daarna beslissen of het lied gaan leren. Ik zing het lied 'Dieren in de winter':

De grond in het bos is bevroren
De konijntjes gaan bijna dood
Voor het holletje leg ik wat eten
Worteltjes, hooi en wat brood

De sloot in het park is bevroren
De eendjes gaan bijna dood
Bij het bruggetje leg ik wat eten
Kruimeltjes koek en wat brood

De winter maakt alles zo moeilijk
Voor dieren voor groot en voor klein
Als de mensen een klein beetje helpen
Zal het weer snel lente zijn

Van de twee weigeraars heb ik er een weten te overtuigen, maar S blijft volharden in zijn protest. 'Ik zing niet mee, hoor!' Ik weet dat S wel vaker zijn kont tegen de krib gooit, als er iets gebeurt dat niet in zijn straatje past. Ik besluit zijn  protest dan ook te negeren. Mijn ervaring is dat hij, ondanks zijn demonstratieve niet meedoen, een volgende keer precies weet wat er in de les gebeurd is. Terwijl ik de rest van de klas het lied aanleer, zie ik dat hij demonstratief twee tissues in zijn oor stopt. Dat levert een komisch gezicht op. Als ik naar juf W kijk, kunnen we beide nauwelijks ons lachen inhouden. Al vrij snel kennen de leerlingen de eerste twee coupletten en sluiten we het lied af.
Het volgende onderdeel van de les gaat over toonhoogte. De vorige les heb ik op een A4tje de melodie van drie zinnen uit een liedje met streepjes genoteerd. Ik was er nog niet van overtuigd dat de leerlingen de koppeling tussen de notatie en melodie te pakken hadden en besluit het dit keer op een andere, kindgerichte manier te proberen. Ik bespreek met de leerlingen nog even de werkvorm van de vorige keer. 'Dat was stom', hoor ik S zeggen. Hij duwt een tissue die half uit zijn oren is gevallen nog eens stevig aan.
Ondertussen vraag ik aan leerling D hoe ik de streepjes zal zetten, omhoog, omlaag hetzelfde, of heen en weer springend. De leerling wil graag 4 streepjes omlaag. Ik hang het bijbehorende A4tje op en laat het gelijk horen. Zo wordt nog een A4tje door de leerlingen S zelf verzonnen (5 streepjes omhoog). J stapt naar voren en vraagt of hij er ook één mag maken. Hij tekent springende streepjes op een A4tje. Ik prijs hem om zijn originele melodie. Tot slot vraag ik aan T hoeveel dezelfde streepjes ik op het laatste A4tje zal zetten. De A4tjes hangen naast elkaar aan mijn keyboard. Ik speel één van de A4tjes voor en de leerlingen proberen te herkennen welk A4tje ik gespeeld heb. Dat lukt nu aardig. Vervolgens vraag ik leerling J een nieuwe volgorde te verzinnen. Die wordt opgehangen. Ik speel het muziekje dat de leerling zo 'gecomponeerd' heeft voor. Die is daar best tevreden over.  Ik sluit af met de opdracht om de fout te herkennen die ik expres ga spelen in het muziekstukje van J. Als ik de zin gespeeld heb zie ik veel vingers, waaronder die van S, omhoog gaan. Een lichte jubelstemming  maakt zich van mij meester. Ik geef hem de beurt en hij geeft het goede antwoord onder de verzuchting: 'Jij kan er ook helemaal niks van!'. Inderdaad denk ik, ik kan er ook helemaal niks van. Of om een andere populaire onderwijsterm te gebruiken: we staan allebei in onze kracht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten