Na Sinterklaas komt Kerst. Een ijzeren wet waar niet aan te ontsnappen valt. Doordat de kerstvakantie vroeg valt dit jaar, is er voor mij maar één week om in de les aandacht aan kerst te besteden. Traditioneel wordt kerst bij ons op school gevierd op de donderdag voor de kerstvakantie. Er is dan een samenzang begeleid door de Spaarnetown Jazz Band en een kerstlunch. Dit jaar wordt dit standaardprogramma aangevuld met een kerst-live-en-playback-show en kerstconcertjes op vrijdag.
De concertjes worden mogelijk gemaakt door de stichting Live Music Now Nederland.
Deze stichting organiseert concerten van jonge musici op plaatsen waar normaal geen klassieke muziek klinkt. Denk aan verzorgingshuizen, gevangenissen, maar dus ook aan scholen voor speciaal onderwijs. In het kader van de kerstviering komen een harpiste en dwarsfluitiste concertjes spelen. We hopen dat ze wat rust en bezinning bij de leerlingen te weeg brengen in deze hectische decembermaand. De school heeft extra concertjes ingekocht zodat alle leerlingen ervan kunnen genieten. Een uitdrukkelijke wens van collega S die zo hiermee haar loopbaan als IB-er afsluit en gaat genieten van een welverdiend pensioen.
De kerst-live-en-playback-show is een nieuw initiatief van collega M. Een aantal klassen bereiden een optreden voor. Afhankelijk van het niveau wordt er live gezongen of geplaybackt. Omdat de aanlooptijd kort is gaat het meer om de gezelligheid dan om de prestatie. Ik heb daar altijd wat moeite mee. Voor dat je het weet sta je na de ene na de andere mislukte playback act te kijken. Zowel voor de artiesten als het publiek wordt het dan hangen en wurgen. Tijdens mijn muzieklessen besteed ik dan ook aandacht aan de optredens. Met een aantal simpele aanwijzingen kun je het niveau vaak al aardig opkrikken.
De VSO groep van juf S playbackt bijvoorbeeld een nummer van Frans Bauer. Helemaal hun ding. Juf S heeft met de leerlingen microfoons van wc-rollen en aluminiumfolie gemaakt. Tijdens de eerste doorloop staan vijf leerlingen van begin tot eind statisch naast elkaar de woorden te mimen. Ik heb met de leerlingen een opkomst en een aantal solo's geoefend zodat het geheel wat dynamischer werd. Juf S schreef alles gretig op.
Een leerling uit de klas van meester J dacht dat hij wel gitaar kon spelen. Hij had als surprise een kartonnen gitaar gekregen. Daarmee moest hij toch wel voor een groot publiek een mooi stukje muziek kunnen spelen. Nadat hem enige realiteitszin was bijgebracht ontstond het idee om met heel de klas luchtgitaar te gaan spelen.
Ik vond een geschikt stukje muziek en binnen de kortste keren stond de hele klas headbangend op zijn denkbeeldige gitaar te rammen. Vervolgens probeerde ik de leerlingen op het ritme van de muziek (djinkel bel, djinkel bel, djinkel ol die wee) hun luchtgitaar te laten bespelen. Het zag er gelijk een stuk muzikaler uit.
In de klas van juf A was er voor gekozen om het lied Santa Claus is coming to town te gaan zingen. We zongen het lied door, bespraken de tekst (waar gaat het eigenlijk over) en spraken af wie er in welk couplet een solo zou zingen. En toen gebeurde het: R zei "maar dat is toch het refrein, die tekst komt wel drie keer voor in het lied en de melodie is ook steeds hetzelfde." De mond van juf A viel open. Hier deed zich een gevalletje transfer voor. Terwijl we helemaal niet bezig waren met de vorm van de muziek, had R zoveel van de muzieklessen die er wel overgingen opgestoken, dat hij zijn opgedane kennis wist toe te passen. Alleen al om dit ene resultaat heeft de kerst-live-en-playback-show zijn waarde nu al bewezen. Ik ben benieuwd of er aanstaande donderdag nog meer onverwachte resultaten te zien zijn.
maandag 14 december 2015
woensdag 9 december 2015
Een verplicht nummertje.
Onopgemerkt is in mijn afgelopen blogs Sinterklaas genegeerd. De decembermaand met al zijn verplichtte nummers is voor mij allang geen hoogtepunt van het jaar meer. Zie ginds komt de stoomboot kent weinig uitdagingen meer voor mij. Toch probeer ik er elk jaar wel wat van te maken. Want hoewel het voor mij dan niet zo spannend meer is, is dat het voor de kinderen wel.
Dit jaar maakte ik begin november al een nieuw gebarenliedje over knuffelpiet. Het liedje sluit aan bij de verhaallijn van het Sinterklaasjournaal. Omdat het gaat over de troost die knuffels je kunnen geven, was er gelijk een mooi, niet zo Sinterklaserig gespreksonderwerp. Alle kinderen hebben een knuffel, iedereen kan er wat over vertellen. Ook meester Vincent heeft natuurlijk knuffels. Hij heeft die zelfs op school laten zien. Ik heb namelijk twee handpoppen met een grote aaibaarheidsfactor meegenomen: muis en kikker. De poppen zien er zeer sprekend uit en ik kon ze makkelijk tot leven laten komen. Het was opmerkelijk om te zien hoe jong en oud er op reageerden. Meester J had het over een magisch moment in zijn klas. Kikker vertelde dat hij ook wel een nachtje wilde logeren in het pietenhuis. De klas van juf J heeft kikker bij de klassenschoen gezet en de volgende dag was hij inderdaad meegenomen door Rommelpiet.
Afgelopen vrijdag was dan de grote dag op school. Al vroeg in de ochtend stond ik snoeren aan te sluiten voor de geluidsinstallatie en verwelkomde ik oud meester Wim, die ik voor de rest van de dag met Sinterklaas zou aanspreken. Er was een schrijven van het bestuur uitgegaan over hoe zwart de Piet mocht zijn. Bruin was oke, maar kroeshaar, grote rode lippen en gouden oorringen waren verboden. De pruiken bleven dus in de tas en twee van de drie pieten bleken nu blonde vlechtjes te hebben. Geen kind of ouder die er over viel, de traditie past zich geruisloos aan.
Rond 9 uur was de hal stampvol. Alle leerlingen, vrijwel het voltallige personeel en heel wat ouders hadden zich in de toch al niet ruim bemeten ruimte gepropt. Ondanks dat werd het een leuk feest. We zongen het knuffelpietenlied en mijn kikker kwam gelukkig weer te voorschrijn. R, een meisje uit de onderbouw, had zichzelf Zie ginds komt de stoomboot (daar was ie weer) op de piano aangeleerd en liet dat voor de hele zaal horen. Een hele overwinning. We deden ook nog een spelletje met de pieten die elk een pictogram vasthielden dat correspondeerde met één van de regels van dat beroemde stoombootlied. De pieten gingen natuurlijk in de verkeerde volgorde staan. Ook die volgorde konden we zingen. Met behulp van de zaal kregen we ze weer in het goede rijtje. Zo hadden we stiekem toch gewoon muziekles en werkten we aan de leerdoelen met betrekking tot de vorm van muziek...
Na de gezamenlijke bijeenkomst trok Sint van klas naar klas en liep ik daar met mijn verrijdbare keyboard achteraan. Dan ben ik toch wel bevoorrecht dat ik bij al die klassen bezoekjes mag zijn. De spanning en het enthousiasme van de kinderen blijft elk jaar weer ontroerend om te zien. De hele sinterklaastijd mag misschien wel als een verplicht nummertje voelen voor Meester Vincent, maar het blije kind in mij kijkt er toch al weer een beetje naar uit.
Dit jaar maakte ik begin november al een nieuw gebarenliedje over knuffelpiet. Het liedje sluit aan bij de verhaallijn van het Sinterklaasjournaal. Omdat het gaat over de troost die knuffels je kunnen geven, was er gelijk een mooi, niet zo Sinterklaserig gespreksonderwerp. Alle kinderen hebben een knuffel, iedereen kan er wat over vertellen. Ook meester Vincent heeft natuurlijk knuffels. Hij heeft die zelfs op school laten zien. Ik heb namelijk twee handpoppen met een grote aaibaarheidsfactor meegenomen: muis en kikker. De poppen zien er zeer sprekend uit en ik kon ze makkelijk tot leven laten komen. Het was opmerkelijk om te zien hoe jong en oud er op reageerden. Meester J had het over een magisch moment in zijn klas. Kikker vertelde dat hij ook wel een nachtje wilde logeren in het pietenhuis. De klas van juf J heeft kikker bij de klassenschoen gezet en de volgende dag was hij inderdaad meegenomen door Rommelpiet.
Afgelopen vrijdag was dan de grote dag op school. Al vroeg in de ochtend stond ik snoeren aan te sluiten voor de geluidsinstallatie en verwelkomde ik oud meester Wim, die ik voor de rest van de dag met Sinterklaas zou aanspreken. Er was een schrijven van het bestuur uitgegaan over hoe zwart de Piet mocht zijn. Bruin was oke, maar kroeshaar, grote rode lippen en gouden oorringen waren verboden. De pruiken bleven dus in de tas en twee van de drie pieten bleken nu blonde vlechtjes te hebben. Geen kind of ouder die er over viel, de traditie past zich geruisloos aan.
Rond 9 uur was de hal stampvol. Alle leerlingen, vrijwel het voltallige personeel en heel wat ouders hadden zich in de toch al niet ruim bemeten ruimte gepropt. Ondanks dat werd het een leuk feest. We zongen het knuffelpietenlied en mijn kikker kwam gelukkig weer te voorschrijn. R, een meisje uit de onderbouw, had zichzelf Zie ginds komt de stoomboot (daar was ie weer) op de piano aangeleerd en liet dat voor de hele zaal horen. Een hele overwinning. We deden ook nog een spelletje met de pieten die elk een pictogram vasthielden dat correspondeerde met één van de regels van dat beroemde stoombootlied. De pieten gingen natuurlijk in de verkeerde volgorde staan. Ook die volgorde konden we zingen. Met behulp van de zaal kregen we ze weer in het goede rijtje. Zo hadden we stiekem toch gewoon muziekles en werkten we aan de leerdoelen met betrekking tot de vorm van muziek...
Na de gezamenlijke bijeenkomst trok Sint van klas naar klas en liep ik daar met mijn verrijdbare keyboard achteraan. Dan ben ik toch wel bevoorrecht dat ik bij al die klassen bezoekjes mag zijn. De spanning en het enthousiasme van de kinderen blijft elk jaar weer ontroerend om te zien. De hele sinterklaastijd mag misschien wel als een verplicht nummertje voelen voor Meester Vincent, maar het blije kind in mij kijkt er toch al weer een beetje naar uit.
dinsdag 1 december 2015
No Limits
Vorige week schreef ik over mijn tweede baan en mijn werk voor de cultuurwerkgroep. Ik vertelde over de inspiratie die we kregen van het bezoek van kunstenaar Jaap Velserboer. Dit afgelopen weekend ben ik ook heel wat bijzondere en inspirerende kunstenaars tegen gekomen.
Samen met collega's J en S bezocht ik het symposium DanceAble. In het Haagse Korzo theater zijn wij een hele dag ondergedompeld geweest in de wereld van de inclusie dans. Inclusie dans staat voor een dansvorm waarbij mensen met en zonder beperking samen dansen. We hebben verschillende duetten gezien: een duet van dansers met één of twee armen, van dansers met en zonder roelstoel, van dansers met en zonder Asperger (vorm van autisme). Er waren twee keynote sprekers uit Engeland, het gidsland voor iedereen die zich voor inclusie dans inzet. En er waren twee workshoprondes.
Niets vermoedend begaf ik mij naar de eerste workshopronde. Ik verwachtte een uiteenzetting over de werkwijze van The Stopgate Dance Company uit de buurt van Londen. 'Since this is an active workshop you'd better put your shoes off.' Daar stond ik dan op mijn sokken tussen een stel balletmeiden van in de twintig en een aantal dansers met een fysieke beperking. Onze dansinstructrice zat zelf in een rolstoel. Na een warming up kregen we in tweetallen een opdracht. Nummer 1 spreidde zich zelf uit als een blad papier, nummer 2 vouwde het papier op verschillende plekken samen. Het ging erom dat nummer 2 goed observeerde wat de bewegingsmogelijkheden van nummer 1 waren. Ieder individu heeft zijn eigen bewegingsmogelijkheden. Daar werd ik mij zelf al snel pijnlijk van bewust.
Een andere opdracht was om in een groep van 4 een bepaalde route door de zaal te dansen. Elke keer kregen we een extra opdracht bij het dansen van de route. Bij de laatste keer was het de bedoeling dat we allemaal met veel energie de weg moesten afleggen, maar wel gelijktijdig bij het eindpunt moesten aankomen. Lijkt best eenvoudig, maar in mijn groepje zat nu net die man met krukken en klompvoeten. Zie dan maar eens met veel energie tegelijkertijd met je groepsgenoot uit te komen. 'You must be tired after this excercise', zei ik tegen hem. Dat klopte. Ondertussen was ik zelf ook al aardig buiten adem. Een tweede carrière als danser zit er bij mij geloof ik niet meer in, maar het viel me wel op dat je binnen een aantal oefeningen de kracht van ieders bewegingsmogelijkheden terug kon zien.
's Middags bezocht ik een workshop van doof-blinde jong volwassenen die samen met profesionele dansers uit Berlijn een voorstelling hebben gemaakt. Nadat ze de voorstelling aan het publiek hadden laten zien, werden we uitgenodigd om het maakproces in een notendop mee te maken. We leerden een zin in gebarentaal. Die gebaren werden uitgangspunt van een geïmproviseerde dans. Vervolgens kreeg ik een zwartgemaakt duikbrilletje en een set oranje gehoorbeschermers op. Ik hoorde en zag bijna niets meer. Vrijwel doof-blind danste ik samen met een Berlijnse danseres door de ruimte. Gedurende de dans leerde ik steeds meer op me zelf en mijn partner te vertrouwen. Een heel bijzondere ervaring.
Het klapstuk van de dag was de slotvoorstelling van de groep Ill-Abilities uit Canada. Deze groep streetdancers hadden allen een beperking. De één was doof, de ander had een kunstbeen, de derde, kon zijn benen niet bewegen, de vierde was halfzijdig beperkt en de laatste had eigenlijk geen benen. Hun livespreuk is 'no limits'. Dat lieten ze zien, Ik heb zelden zulke goede streetdancers gezien. Zij maakten van hun beperking een voordeel. Als je een fysieke beperking hebt heb je andere bewegingsmogelijkheden. Zij wisten die ten volle uit te buiten tot een dansvoorstelling die door valide mensen niet is na te doen. Empowerment to the max.
En wat neem ik nu mee van zo'n dag naar school? In ieder geval het besef dat dans met een artistieke kwaliteit voor iedereen mogelijk is. Ik hoor de titel van het volgende grote schoolproject al rondzingen in mijn hoofd: 'No Limits'.
Samen met collega's J en S bezocht ik het symposium DanceAble. In het Haagse Korzo theater zijn wij een hele dag ondergedompeld geweest in de wereld van de inclusie dans. Inclusie dans staat voor een dansvorm waarbij mensen met en zonder beperking samen dansen. We hebben verschillende duetten gezien: een duet van dansers met één of twee armen, van dansers met en zonder roelstoel, van dansers met en zonder Asperger (vorm van autisme). Er waren twee keynote sprekers uit Engeland, het gidsland voor iedereen die zich voor inclusie dans inzet. En er waren twee workshoprondes.
Niets vermoedend begaf ik mij naar de eerste workshopronde. Ik verwachtte een uiteenzetting over de werkwijze van The Stopgate Dance Company uit de buurt van Londen. 'Since this is an active workshop you'd better put your shoes off.' Daar stond ik dan op mijn sokken tussen een stel balletmeiden van in de twintig en een aantal dansers met een fysieke beperking. Onze dansinstructrice zat zelf in een rolstoel. Na een warming up kregen we in tweetallen een opdracht. Nummer 1 spreidde zich zelf uit als een blad papier, nummer 2 vouwde het papier op verschillende plekken samen. Het ging erom dat nummer 2 goed observeerde wat de bewegingsmogelijkheden van nummer 1 waren. Ieder individu heeft zijn eigen bewegingsmogelijkheden. Daar werd ik mij zelf al snel pijnlijk van bewust.
Een andere opdracht was om in een groep van 4 een bepaalde route door de zaal te dansen. Elke keer kregen we een extra opdracht bij het dansen van de route. Bij de laatste keer was het de bedoeling dat we allemaal met veel energie de weg moesten afleggen, maar wel gelijktijdig bij het eindpunt moesten aankomen. Lijkt best eenvoudig, maar in mijn groepje zat nu net die man met krukken en klompvoeten. Zie dan maar eens met veel energie tegelijkertijd met je groepsgenoot uit te komen. 'You must be tired after this excercise', zei ik tegen hem. Dat klopte. Ondertussen was ik zelf ook al aardig buiten adem. Een tweede carrière als danser zit er bij mij geloof ik niet meer in, maar het viel me wel op dat je binnen een aantal oefeningen de kracht van ieders bewegingsmogelijkheden terug kon zien.
's Middags bezocht ik een workshop van doof-blinde jong volwassenen die samen met profesionele dansers uit Berlijn een voorstelling hebben gemaakt. Nadat ze de voorstelling aan het publiek hadden laten zien, werden we uitgenodigd om het maakproces in een notendop mee te maken. We leerden een zin in gebarentaal. Die gebaren werden uitgangspunt van een geïmproviseerde dans. Vervolgens kreeg ik een zwartgemaakt duikbrilletje en een set oranje gehoorbeschermers op. Ik hoorde en zag bijna niets meer. Vrijwel doof-blind danste ik samen met een Berlijnse danseres door de ruimte. Gedurende de dans leerde ik steeds meer op me zelf en mijn partner te vertrouwen. Een heel bijzondere ervaring.
Het klapstuk van de dag was de slotvoorstelling van de groep Ill-Abilities uit Canada. Deze groep streetdancers hadden allen een beperking. De één was doof, de ander had een kunstbeen, de derde, kon zijn benen niet bewegen, de vierde was halfzijdig beperkt en de laatste had eigenlijk geen benen. Hun livespreuk is 'no limits'. Dat lieten ze zien, Ik heb zelden zulke goede streetdancers gezien. Zij maakten van hun beperking een voordeel. Als je een fysieke beperking hebt heb je andere bewegingsmogelijkheden. Zij wisten die ten volle uit te buiten tot een dansvoorstelling die door valide mensen niet is na te doen. Empowerment to the max.
En wat neem ik nu mee van zo'n dag naar school? In ieder geval het besef dat dans met een artistieke kwaliteit voor iedereen mogelijk is. Ik hoor de titel van het volgende grote schoolproject al rondzingen in mijn hoofd: 'No Limits'.
maandag 23 november 2015
De tweede baan en een driezijdig mes
Muziekles geven op mijn school is een uitdagende, inspirerende en bevredigende baan. Die baan houdt echter meer in dan alleen voor de klas staan. Naast de wekelijkse lessen zijn er tal van 'neven'activiteiten. Zeg maar gerust een tweede baan. Zeker in deze maanden is er veel extra werk. Sinterklaas commissie, kerst commissie, kerstkoor, commissie naamgeving nieuwe school, afscheid van collega S, leerlijn opstellen, verslagen schrijven... Het zijn allemaal dingen die er bij horen.
De meeste motivatie en inspiratie haal ik echter uit de cultuurwerkgroep. Het is een enthousiaste groep collega's die samen nadenken over het organiseren en realiseren van projecten op cultuurterrein. We komen geregeld bij elkaar, net als afgelopen vrijdag. Op de agenda stond een brainstorm over het project waarmee we het schooljaar willen afsluiten. In dit project gaan we van oud naar nieuw: van twee aparte scholen naar één, nieuwe fusieschool, van twee oude namen naar een nieuwe naam en van een verouderd gebouw naar een opgeknapt gebouw. Voor deze brainstorm had ik kunstenaar Jaap Velserboer uitgenodigd. Ik heb eerder met hem samengewerkt en ben altijd zeer gecharmeerd geweest van zijn projecten die hij vaak samen met collega Willem Bakkum in het speciaal onderwijs uitvoert. Zij hebben oog voor de leerlingen en voor hun eigen creativiteit. Bij hun geen standaard werkjes die allemaal een vergelijkbaar resultaat opleveren, maar juist een opdracht vanuit een bepaalde techniek of een bepaald materiaal, waarbij leerlingen naar eigen inzicht kunnen experimenteren. Het levert behalve prachtigste resultaten, ook leerzame processen op. Leerlingen kunnen na afloop echt trots zijn op hun werk, want zij hebben het zelf bedacht en gemaakt.
Jaap liet ons ter inspiratie werk zien dat leerlingen tijdens zijn projecten gemaakt hebben. Met eenvoudige, goedkope materialen en technieken weten leerlingen hun eigen verbeelding weer te geven. We zien drijvende beelden van piepschuim, windvangers van plastictasjes, torens van isolatiemateriaal, wigwams van wilgentakken, ruimtelijke constructies van pvc pijp en duck tape, hoeden van verpakkingsmateriaal, insecten van ijzerdraad omwonden met wol en nog veel meer. Het ene voorbeeld nog inspirerender dan het andere. Het mooie eraan is, dat je in het resultaat het proces ziet. Je ziet gelijk hoe de leerlingen aan het werk zijn geweest, hoe ze al experimenterend, al ontdekkend, tot een resultaat komen.
Daarnaast blijkt de manier van presenteren ook van groot belang. Een vlinder op een tafeltje ziet er heel anders uit dan een vlinder in een tuin, een windvanger op de top van een duin maakt een veel sterkere indruk dan een windvanger in de klas. Gelijk ontstaat het idee om een kunstroute door de buurt te organiseren, waarbij de kunstwerken van de leerlingen in de hele wijk te zien zullen zijn. De nieuwe school presenteert zich aan de wijk, de leerlingen gaan op ontdekkingsreis met Jaap en Willem en laten hun eindbestemming zien aan ouders en buurtgenoten en ondertussen leren leerkrachten dat er meer mogelijk is dan het uitvoeren van standaard lesjes uit de methode of van internet. Volgens mij gaat door de inspiratie uit mijn tweede baan dit beeldende mes aan minstens drie kanten snijden.
De meeste motivatie en inspiratie haal ik echter uit de cultuurwerkgroep. Het is een enthousiaste groep collega's die samen nadenken over het organiseren en realiseren van projecten op cultuurterrein. We komen geregeld bij elkaar, net als afgelopen vrijdag. Op de agenda stond een brainstorm over het project waarmee we het schooljaar willen afsluiten. In dit project gaan we van oud naar nieuw: van twee aparte scholen naar één, nieuwe fusieschool, van twee oude namen naar een nieuwe naam en van een verouderd gebouw naar een opgeknapt gebouw. Voor deze brainstorm had ik kunstenaar Jaap Velserboer uitgenodigd. Ik heb eerder met hem samengewerkt en ben altijd zeer gecharmeerd geweest van zijn projecten die hij vaak samen met collega Willem Bakkum in het speciaal onderwijs uitvoert. Zij hebben oog voor de leerlingen en voor hun eigen creativiteit. Bij hun geen standaard werkjes die allemaal een vergelijkbaar resultaat opleveren, maar juist een opdracht vanuit een bepaalde techniek of een bepaald materiaal, waarbij leerlingen naar eigen inzicht kunnen experimenteren. Het levert behalve prachtigste resultaten, ook leerzame processen op. Leerlingen kunnen na afloop echt trots zijn op hun werk, want zij hebben het zelf bedacht en gemaakt.
Jaap liet ons ter inspiratie werk zien dat leerlingen tijdens zijn projecten gemaakt hebben. Met eenvoudige, goedkope materialen en technieken weten leerlingen hun eigen verbeelding weer te geven. We zien drijvende beelden van piepschuim, windvangers van plastictasjes, torens van isolatiemateriaal, wigwams van wilgentakken, ruimtelijke constructies van pvc pijp en duck tape, hoeden van verpakkingsmateriaal, insecten van ijzerdraad omwonden met wol en nog veel meer. Het ene voorbeeld nog inspirerender dan het andere. Het mooie eraan is, dat je in het resultaat het proces ziet. Je ziet gelijk hoe de leerlingen aan het werk zijn geweest, hoe ze al experimenterend, al ontdekkend, tot een resultaat komen.
Daarnaast blijkt de manier van presenteren ook van groot belang. Een vlinder op een tafeltje ziet er heel anders uit dan een vlinder in een tuin, een windvanger op de top van een duin maakt een veel sterkere indruk dan een windvanger in de klas. Gelijk ontstaat het idee om een kunstroute door de buurt te organiseren, waarbij de kunstwerken van de leerlingen in de hele wijk te zien zullen zijn. De nieuwe school presenteert zich aan de wijk, de leerlingen gaan op ontdekkingsreis met Jaap en Willem en laten hun eindbestemming zien aan ouders en buurtgenoten en ondertussen leren leerkrachten dat er meer mogelijk is dan het uitvoeren van standaard lesjes uit de methode of van internet. Volgens mij gaat door de inspiratie uit mijn tweede baan dit beeldende mes aan minstens drie kanten snijden.
maandag 16 november 2015
Eigenaarschap is burgerschap
Eerder schreef ik een blog met als titel: Eigenaarschap is meesterschap. Ik vertelde daarin over het belang van de eigen inbreng van leerlingen. Het idee is dat eigen inbreng motivatie oplevert en motivatie leidt tot een hoge kwaliteit van de uitvoering van de opdracht. Afgelopen week bleek het echter nog meer op te leveren.
In drie klassen kregen de leerlingen de opdracht om zelf instrumenten te verzinnen bij de regels uit het liedje Gowtoe. Op een werkblad heb ik de regels in plaatjes weergegeven. De leerlingen konden onder de plaatsjes met symbolen aangeven welk instrument moest gaan spelen. (een cirkel staat voor trommel, een driehoek voor triangel een rechthoek voor een woodblock). Gelijke plaatjes moesten dezelfde instrumenten krijgen. Het ging mij erom dat de leerlingen de vorm van het liedje AA'BA zouden begrijpen.
De leerlingen voerden de opdracht uit in dezelfde drietallen als de week ervoor. Toen hadden zij een vergelijkbare opdracht bij een ander liedje gekregen.
'Ja' riep I blij uit toen ik de opdracht uitlegde, 'net als vorige week!'
Vol enthousiasme gingen de groepjes aan de slag. Hun eigen inbreng leidde niet alleen tot grote betrokkenheid. De leerlingen moesten ook samenwerken. Voor sommige best een lastige opgave. Het begon al bij de vraag: 'Wie gaat er deze week schrijven?' De meeste groepjes kwamen daar nog wel zelf uit. Ze bedachten dat er nu iemand anders aan de beurt was. Af en toe kon ik helpen door te suggereren dat volgende week nummer drie wel aan de beurt zou komen om te schrijven. Vervolgens moesten ze samen bedenken welk instrument waar zou spelen. In elk drietal was er wel een haantje de voorste, maar met enige sturing van juf of meester lukte het om ieder zijn inbreng te laten hebben. Daarna werden de instrumenten uitgedeeld. Per groepje stelde ik de vraag: 'Kunnen jullie zonder ruzie te krijgen de instrumenten verdelen?' Dat was best lastig, omdat iedereen zo graag de triangel wilde spelen (vraag me niet waarom). Maar ook deze sociale vaardigheids-hobbel werd genomen en binnen de kortste keren werd er geoefend. Even later was het tijd voor de presentaties. Vol trots lieten de groepjes hun uitvoering horen. Hier en daar geholpen door een juf of meester, maar het lukte elk drietal. De opgave voor de andere leerlingen was natuurlijk om naar elkaar te luisteren. Daar moest ook even op geoefend worden...
Al met al komen door deze opdracht heel wat sociale vaardigheden aan bod. Je hoort mij niet zeggen dat leerlingen alleen door de muzieklessen sociale vaardigheden opdoen, maar muzieklessen kunnen er wel bij helpen. Je zou hopen dat sommige wereldleiders ook wat meer muziekles zouden hebben gehad.
In drie klassen kregen de leerlingen de opdracht om zelf instrumenten te verzinnen bij de regels uit het liedje Gowtoe. Op een werkblad heb ik de regels in plaatjes weergegeven. De leerlingen konden onder de plaatsjes met symbolen aangeven welk instrument moest gaan spelen. (een cirkel staat voor trommel, een driehoek voor triangel een rechthoek voor een woodblock). Gelijke plaatjes moesten dezelfde instrumenten krijgen. Het ging mij erom dat de leerlingen de vorm van het liedje AA'BA zouden begrijpen.
De leerlingen voerden de opdracht uit in dezelfde drietallen als de week ervoor. Toen hadden zij een vergelijkbare opdracht bij een ander liedje gekregen.
'Ja' riep I blij uit toen ik de opdracht uitlegde, 'net als vorige week!'
Vol enthousiasme gingen de groepjes aan de slag. Hun eigen inbreng leidde niet alleen tot grote betrokkenheid. De leerlingen moesten ook samenwerken. Voor sommige best een lastige opgave. Het begon al bij de vraag: 'Wie gaat er deze week schrijven?' De meeste groepjes kwamen daar nog wel zelf uit. Ze bedachten dat er nu iemand anders aan de beurt was. Af en toe kon ik helpen door te suggereren dat volgende week nummer drie wel aan de beurt zou komen om te schrijven. Vervolgens moesten ze samen bedenken welk instrument waar zou spelen. In elk drietal was er wel een haantje de voorste, maar met enige sturing van juf of meester lukte het om ieder zijn inbreng te laten hebben. Daarna werden de instrumenten uitgedeeld. Per groepje stelde ik de vraag: 'Kunnen jullie zonder ruzie te krijgen de instrumenten verdelen?' Dat was best lastig, omdat iedereen zo graag de triangel wilde spelen (vraag me niet waarom). Maar ook deze sociale vaardigheids-hobbel werd genomen en binnen de kortste keren werd er geoefend. Even later was het tijd voor de presentaties. Vol trots lieten de groepjes hun uitvoering horen. Hier en daar geholpen door een juf of meester, maar het lukte elk drietal. De opgave voor de andere leerlingen was natuurlijk om naar elkaar te luisteren. Daar moest ook even op geoefend worden...
Al met al komen door deze opdracht heel wat sociale vaardigheden aan bod. Je hoort mij niet zeggen dat leerlingen alleen door de muzieklessen sociale vaardigheden opdoen, maar muzieklessen kunnen er wel bij helpen. Je zou hopen dat sommige wereldleiders ook wat meer muziekles zouden hebben gehad.
woensdag 11 november 2015
Business as (un)usual
Afgelopen week was het eigenlijk business as usual. Op woensdag vier keer en op vrijdag elf keer een muziekles van een half uur. Ogenschijnlijk deden zich er geen speciale gebeurtenissen voor. Schijn bedroog echter. Na afloop van de lessen kreeg ik van collega S en van collega A apart van elkaar twee berichtjes.
Juf S meldde dat ze de tranen in de ogen had gekregen toen ze voor het eerst het effect van een muziekbelevingsactiviteit bij haar leerlingen zag. Spin Kees (zie mijn vorige blog SinterKees) had in haar klas een rondje langs de kinderen gemaakt. Het meest gesloten meisje van de groep had Kees vol belangstelling over haar heen laten kruipen. Heel bijzonder volgens juf S.
Spraakjuf A appte dat zij die dag met O had gesproken. O is een bijzondere leerling. Thuis praat hij honderduit, maar op school niet. Met mij en zijn meester communiceert hij door cijfers en letters op een geplastificeerde kaart aan te wijzen. Spraakjuf A lukt het om hem wat woorden te ontfutselen. Hij vertelt haar dat vrijdag zijn favoriete dag is, omdat hij dan muziekles krijgt...
Ikzelf beleefde mijn hoogtepuntje in de klas van juf J. Toen ik binnen kwam merkte ik gelijk dat B een goede dag had. B is een meid die heel afwerend kan zijn, zichzelf vaak omdraait, zich terugtrekt en de muziekbelevingsactiviteiten vaak aan zich voorbij laat gaan. Maar nu zat ze uitdagend in de klas. Bij het namenrondje zwaaide ze vrolijk en riep 'goedenavond' terug. Een grap met een hele lange baard, maar voor haar al heel wat. De les ging over Sint Maarten. Ik vroeg de leerlingen wie er met de lampion wilde lopen en wie er wilde uitdelen. Iedereen wilde met de lampion, want er was snoep in het vooruitzicht. B wilde echter niet. Dat verwachtte ik wel, want zij houdt er helemaal niet van om in de belangstelling te staan. Ik nam toen een risico door de zak met snoep aan B te geven. Ik was benieuwd of zij daadwerkelijk zou gaan uitdelen. Voor hetzelfde geld zou ze met haar rug naar ons toe gaan zitten en zouden we de snoep er letterlijk uit moeten trekken. Maar gelukkig had ik goed gegokt.
Bij de eerste keer dat er een klasgenoot voor haar zong verstopte ze zich nog achter haar arm. Juf J zei: 'Kom op B, deel die snoep eens uit' en mij fluisterde ze toe: 'dat gaat natuurlijk nooit gebeuren.' Maar hoe vaker er medeleerlingen langs kwamen, hoe meer ze in haar rol groeide. Bij de tweede keer stak ze al de zak toe, bij de derde keer keek ze haar klasgenoot aan en hield de zak voor. En inderdaad; B heeft niet zelf de snoepjes uit gedeeld, maar heeft wel veel meer van zich zelf laten zien, dan ze normaal doet. Ik genoot erg van de goede dag van B.
De komende week kan het weer heel anders zijn. Misschien dat ik dan van B alleen haar rug te zien krijg. Maar dan is er vast wel weer een andere leerling waarbij het business as unusual is. Een mooi vooruitzicht.
Juf S meldde dat ze de tranen in de ogen had gekregen toen ze voor het eerst het effect van een muziekbelevingsactiviteit bij haar leerlingen zag. Spin Kees (zie mijn vorige blog SinterKees) had in haar klas een rondje langs de kinderen gemaakt. Het meest gesloten meisje van de groep had Kees vol belangstelling over haar heen laten kruipen. Heel bijzonder volgens juf S.
Spraakjuf A appte dat zij die dag met O had gesproken. O is een bijzondere leerling. Thuis praat hij honderduit, maar op school niet. Met mij en zijn meester communiceert hij door cijfers en letters op een geplastificeerde kaart aan te wijzen. Spraakjuf A lukt het om hem wat woorden te ontfutselen. Hij vertelt haar dat vrijdag zijn favoriete dag is, omdat hij dan muziekles krijgt...
Ikzelf beleefde mijn hoogtepuntje in de klas van juf J. Toen ik binnen kwam merkte ik gelijk dat B een goede dag had. B is een meid die heel afwerend kan zijn, zichzelf vaak omdraait, zich terugtrekt en de muziekbelevingsactiviteiten vaak aan zich voorbij laat gaan. Maar nu zat ze uitdagend in de klas. Bij het namenrondje zwaaide ze vrolijk en riep 'goedenavond' terug. Een grap met een hele lange baard, maar voor haar al heel wat. De les ging over Sint Maarten. Ik vroeg de leerlingen wie er met de lampion wilde lopen en wie er wilde uitdelen. Iedereen wilde met de lampion, want er was snoep in het vooruitzicht. B wilde echter niet. Dat verwachtte ik wel, want zij houdt er helemaal niet van om in de belangstelling te staan. Ik nam toen een risico door de zak met snoep aan B te geven. Ik was benieuwd of zij daadwerkelijk zou gaan uitdelen. Voor hetzelfde geld zou ze met haar rug naar ons toe gaan zitten en zouden we de snoep er letterlijk uit moeten trekken. Maar gelukkig had ik goed gegokt.
Bij de eerste keer dat er een klasgenoot voor haar zong verstopte ze zich nog achter haar arm. Juf J zei: 'Kom op B, deel die snoep eens uit' en mij fluisterde ze toe: 'dat gaat natuurlijk nooit gebeuren.' Maar hoe vaker er medeleerlingen langs kwamen, hoe meer ze in haar rol groeide. Bij de tweede keer stak ze al de zak toe, bij de derde keer keek ze haar klasgenoot aan en hield de zak voor. En inderdaad; B heeft niet zelf de snoepjes uit gedeeld, maar heeft wel veel meer van zich zelf laten zien, dan ze normaal doet. Ik genoot erg van de goede dag van B.
De komende week kan het weer heel anders zijn. Misschien dat ik dan van B alleen haar rug te zien krijg. Maar dan is er vast wel weer een andere leerling waarbij het business as unusual is. Een mooi vooruitzicht.
maandag 2 november 2015
SinterKees
'Het is herfst, de blaadjes vallen' is de eerste regel van het gebarenliedje Als het regent, als het stormt. In het liedje combineer ik het thema herfst met het thema Sint Maarten.
Ik steek deze les vooral in op het thema herfst, volgende week komt Sint Maarten wel aan de beurt.
In veel lokalen staat een herfsttafel. Ze zijn zoals gebruikelijke aangekleed met blaadjes, kastanjes, plastic paddenstoelen (rood met witte stippen) en bijna overal een spinnenweb. Ik zelf vertel een verhaal over mijn vriendje Kees. Als ik in de herfst 's morgens de tuin inloop, kom ik hem altijd tegen en dan maak ik altijd een praatje met Kees. Vandaag is Kees zelf mee naar school gekomen. Ik zet een vrolijk muziekje op en haal Kees achter de piano tevoorschijn. Kees blijkt een, toch wel behoorlijk grote, nep spin te zijn. Op de vrolijke muziek klimt hij omhoog langs mijn arm, fluistert wat in mijn ene oor, klimt over mijn hoofd naar mijn andere oor om mij goedendag te wensen en vervolgt zijn weg. Op weg naar de leerlingen...
Sommige leerlingen zie ik verbleken, andere zie ik zenuwachtig giechelen met hun buurman, slechts een enkele kijkt stoer. Ik kijk of de eerste van het rijtje leerlingen een niet al te grote angsthaas is en laat Kees via de grond naar de voeten van de eerste leerling lopen. Al gauw kruipt hij omhoog langs de benen, via hand en armen, richting hoofd. Het is opmerkelijk hoe de reacties van de leerlingen kunnen verschillen.
In de klas waar het verstandelijk niveau het laagst is, wordt er het minst gereageerd op Kees. Voor hen is Kees, wat het is: een harig rondje met 8 pijpenragers. Het kietelt wel een beetje als die pijpenragers over je hand schuiven of langs je nek glijden. Dat is voor sommige prettig, voor anderen wat minder. Hoe dan ook: no big deal.
Kinderen met meer verbeeldingsvermogen zien echter een reusachtige spin op zich afkomen. Het verschil tussen hun verbeelding en de werkelijkheid zien zij niet. Ik laat Kees even een schoen aanraken, maar als ik merk dat dit voor een leerling al te eng is, laat ik de verschrikkelijke spin snel naar een volgende klasgenoot lopen.
De meeste leerlingen spelen het spel mee. Hoewel zij griezelen als Kees bij hun omhoog klimt, lachen ze achteraf trots als Kees bij hun buurman is aanbeland. Bij sommige zit Kees trots op hun hoofd, anderen vinden dat nog net wat te ver gaan.
De stoerste leerlingen zeggen meteen dat Kees nep is. Als zij oog in oog staan met Kees weten ze dat soms opeens niet meer zo zeker. Giechelend hopen ze dat hij snel naar de buurman kruipt. Als hij voorbij is herhalen ze nog even dat ze gelijk wel gezien hadden dat het een nepper was.
Binnenkort komt die andere Grote Nepper weer met zijn stoomboot naar Nederland. Voor de een een verkleedde man met een prikkelige baard, voor de ander het meest spannende wat je kunt overkomen en voor sommigen een nepper, die toch wel heel echt lijkt als ie voor je neus staat. Hoewel elke leerling anders is, valt het voor hen allen niet mee om al die (schijn)werkelijkheid te bevatten. Ik hoop dat ze een grote doos zelfvertrouwen op hun verlanglijstje zetten.
Ik steek deze les vooral in op het thema herfst, volgende week komt Sint Maarten wel aan de beurt.
In veel lokalen staat een herfsttafel. Ze zijn zoals gebruikelijke aangekleed met blaadjes, kastanjes, plastic paddenstoelen (rood met witte stippen) en bijna overal een spinnenweb. Ik zelf vertel een verhaal over mijn vriendje Kees. Als ik in de herfst 's morgens de tuin inloop, kom ik hem altijd tegen en dan maak ik altijd een praatje met Kees. Vandaag is Kees zelf mee naar school gekomen. Ik zet een vrolijk muziekje op en haal Kees achter de piano tevoorschijn. Kees blijkt een, toch wel behoorlijk grote, nep spin te zijn. Op de vrolijke muziek klimt hij omhoog langs mijn arm, fluistert wat in mijn ene oor, klimt over mijn hoofd naar mijn andere oor om mij goedendag te wensen en vervolgt zijn weg. Op weg naar de leerlingen...
Sommige leerlingen zie ik verbleken, andere zie ik zenuwachtig giechelen met hun buurman, slechts een enkele kijkt stoer. Ik kijk of de eerste van het rijtje leerlingen een niet al te grote angsthaas is en laat Kees via de grond naar de voeten van de eerste leerling lopen. Al gauw kruipt hij omhoog langs de benen, via hand en armen, richting hoofd. Het is opmerkelijk hoe de reacties van de leerlingen kunnen verschillen.
In de klas waar het verstandelijk niveau het laagst is, wordt er het minst gereageerd op Kees. Voor hen is Kees, wat het is: een harig rondje met 8 pijpenragers. Het kietelt wel een beetje als die pijpenragers over je hand schuiven of langs je nek glijden. Dat is voor sommige prettig, voor anderen wat minder. Hoe dan ook: no big deal.
Kinderen met meer verbeeldingsvermogen zien echter een reusachtige spin op zich afkomen. Het verschil tussen hun verbeelding en de werkelijkheid zien zij niet. Ik laat Kees even een schoen aanraken, maar als ik merk dat dit voor een leerling al te eng is, laat ik de verschrikkelijke spin snel naar een volgende klasgenoot lopen.
De meeste leerlingen spelen het spel mee. Hoewel zij griezelen als Kees bij hun omhoog klimt, lachen ze achteraf trots als Kees bij hun buurman is aanbeland. Bij sommige zit Kees trots op hun hoofd, anderen vinden dat nog net wat te ver gaan.
De stoerste leerlingen zeggen meteen dat Kees nep is. Als zij oog in oog staan met Kees weten ze dat soms opeens niet meer zo zeker. Giechelend hopen ze dat hij snel naar de buurman kruipt. Als hij voorbij is herhalen ze nog even dat ze gelijk wel gezien hadden dat het een nepper was.
Binnenkort komt die andere Grote Nepper weer met zijn stoomboot naar Nederland. Voor de een een verkleedde man met een prikkelige baard, voor de ander het meest spannende wat je kunt overkomen en voor sommigen een nepper, die toch wel heel echt lijkt als ie voor je neus staat. Hoewel elke leerling anders is, valt het voor hen allen niet mee om al die (schijn)werkelijkheid te bevatten. Ik hoop dat ze een grote doos zelfvertrouwen op hun verlanglijstje zetten.
maandag 12 oktober 2015
De wonderen der techniek
De Kinderboekenweek is in volle gang. In de hele school hangen posters, er wordt voorgelezen door ouders, er worden techniekproefjes gedaan en er worden liedjes gezongen. Het lied Raar, maar waar van 123zing hoor ik door de gangen galmen aan het eind van de dag als de leerlingen wachten op de taxi die hen naar huis zal brengen.
Het apparatenlied dat ik met de logopedistes A en M maakte en op YouTube zette heeft inmiddels meer dan 300 views. Er wordt op school, maar ook thuis, door de leerlingen geregeld naar gekeken. Regelmatig wordt ik door ouders aangesproken 'Je hebt weer een hit bij ons thuis, hoor.' Of een leerling die zegt: 'Ik heb je gezien op pappa zijn telefoon.' Leerling S kan de lange verjaardagsvisite bij oma volhouden doordat ze op de iPad naar de filmpjes van Meester Vincent en juf A en M mag kijken.
Apparaten maken het leven van kinderen met een handicap een beetje makkelijker. Niet alleen bekijken ze via de computer, iPad of telefoon filmpjes van hun muziekmeester, maar tal van wonderen der techniek helpen hen verder. Elektrische rolstoelen met hand-of hoofd-bediening, computers met aangepaste muizen en schermen, en vooral spraakapparaten of oog-bestuurde computers die sprakelozen een stem geven.
De spraakapparaten zien eruit als dikke iPads met verschillende gekleurde vakjes met daarin picto's die aangeven wat de leerlingen kunnen zeggen. Via een menu structuur kunnen verschillende onderwerpen worden opgezocht. In het apparaat kunnen allerlei woorden of zinnetjes worden opgenomen. Door op een vakje te drukken horen we de bijbehorende tekst. Regelmatig hoor ik zo de belevenissen van het weekend verteld door moeder of vader van een leerling of herken ik de stem van collega's als een leerling mij antwoord geeft. Andersom werkt het ook. Tijdens heel wat muzieklessen wordt het opnameknopje ingedrukt en verdwijnt er een liedje achter een van de vakjes. Thuis laat de leerling dan horen welk liedje we gezongen hebben of hij uitgekozen heeft. Ik herinner mij dat K, een slimme, slecht sprekende, leerling met Sint Maarten met zijn spraakapparaat langs de deuren ging en elke keer mij liet zingen als er een deur werd open gedaan. Helaas heb ik toen niet in zijn extra grote snoepvangst mogen delen.
Een bijzondere variant van het spraakapparaat is die, die met de ogen bestuurd kan worden. Deze apparaten waren voorheen onbetaalbaar, maar de laatste jaren zijn zij ook binnen het bereik van de gewone ziektekostenverzekerden gekomen. Door naar links of rechts te kijken kunnen leerlingen de computer besturen. Ze kunnen er mee 'praten', 'liedjes zingen' maar ook op een aantal virtuele instrumenten spelen. De meest bekende gebruiker van zo'n apparaat is waarschijnlijk de beroemde natuurkundige Stephen Hawking.
Hij laat maar zien, dat sprakeloosheid weliswaar een beperking is, maar geen uitsluiting hoeft te betekenen. Misschien dat K later net zo beroemd wordt en dan toch nog ergens in afgelegen hoekje van zijn spraakcomputer een liedje van Meester Vincent heeft staan.
maandag 5 oktober 2015
Raar maar waar.
De Kinderboekenweek is bijna gestart. Het gaat dit jaar over wetenschap en techniek. De titel is dit jaar: Raar maar waar. Onze school besteed traditiegetrouw aandacht aan de Kinderboekenweek, ook in de muziekles. Voor de bovenbouw is er een swingend, maar moeilijk meezingbaar liedje van Kinderen voor Kinderen en daarnaast een goed zingbaar alternatief van 123zing. Met het laatste lied kan ik goed uit de voeten. Ik kan het lied mooi gebruiken in de midden -en bovenbouw. Maar dat zijn maar vijf van de vijftien klassen. Hoe breng je zo'n thema over op kleuters of op leerlingen met een verstandelijke beperking?
In dit soort gevallen maak ik een gebarenliedje. Het thema heb ik versimpelt naar apparaten. De leerlingen komen voortdurend in aanraking met apparaten, wonderen van techniek en wetenschap die van alles kunnen. Maar hoe ze werken... Toen ik het onderwerp introduceerde in een klas draaide toevallig een assistente de kraan open. Het is toch raar maar waar dat daar zomaar water uitkomt.
Het gebarenliedje dat ik maakte gaat over alledaagse apparaten zoals de telefoon waarmee je naar huis kan bellen. Het gaat ook over apparaten die leerlingen helpen om beter met hun handicaps te gaan. De computer schrijft de letters nooit verkeerd, ook als je hand protesteert en als je niet kunt praten kan een spraakapparaat dat voor je doen.
Van het gebarenliedje heb ik samen met logopedistes M en A een filmpje gemaakt. Het staat inmiddels op YouTube.
In veel klassen heb ik het lied geïntroduceerd en de meeste leerlingen kennen inmiddels het refrein.
Bij het herhalen van het lied druk ik op verschillende knopjes op mijn digitale piano, waardoor deze opeens heel anders klinkt. Een wonder van de techniek waar ik niks van snap natuurlijk. De leerlingen nodig ik een voor een uit om ook op de piano de knopjes te komen bedienen. Dit levert veel mooie momenten op. Hoe simpel kan het zijn. Laat leerlingen zelf spelen op een keyboard en ze doen vanzelf een heleboel ontdekkingen. Sommige leerlingen vinden het spannend, maar bij de meeste verschijnt er een big smile op hun gezicht. Bij een aantal leerlingen ontstaat er een vraag en antwoord spel, door na te spelen wat zij spelen en van daaruit verder te communiceren. Het grootse wonder voltrekt zich bij S. S is een in zichzelf gekeerde autistische leerling. Hij ziet heel slecht, maar heeft wel een duidelijke gevoeligheid voor muziek. Als hij bij de piano staat begint hij niet net als de meeste van zijn klasgenoten met twee vuisten op de toetsen te slaan, maar loopt hij eerst alle witte toetsen een voor een naar beneden af. Ik begin het apparatenliedje te zingen en zet zijn vinger op de begintoon. Foutloos speelt hij het liedje mee. Ik wist dat hij dit kon, maar ik zie de groepsleerkracht bijna letterlijk van zijn stoel vallen. S kan iets wat geen enkele andere leerling en de meeste collega's op school niet kunnen, terwijl hij in de klas zit met laag functionerende leerlingen. Het is raar maar waar. Misschien dat de volgende Kinderboekenweek over dit soort bijzondere mensen kan gaan.
In dit soort gevallen maak ik een gebarenliedje. Het thema heb ik versimpelt naar apparaten. De leerlingen komen voortdurend in aanraking met apparaten, wonderen van techniek en wetenschap die van alles kunnen. Maar hoe ze werken... Toen ik het onderwerp introduceerde in een klas draaide toevallig een assistente de kraan open. Het is toch raar maar waar dat daar zomaar water uitkomt.
Het gebarenliedje dat ik maakte gaat over alledaagse apparaten zoals de telefoon waarmee je naar huis kan bellen. Het gaat ook over apparaten die leerlingen helpen om beter met hun handicaps te gaan. De computer schrijft de letters nooit verkeerd, ook als je hand protesteert en als je niet kunt praten kan een spraakapparaat dat voor je doen.
Van het gebarenliedje heb ik samen met logopedistes M en A een filmpje gemaakt. Het staat inmiddels op YouTube.
In veel klassen heb ik het lied geïntroduceerd en de meeste leerlingen kennen inmiddels het refrein.
Bij het herhalen van het lied druk ik op verschillende knopjes op mijn digitale piano, waardoor deze opeens heel anders klinkt. Een wonder van de techniek waar ik niks van snap natuurlijk. De leerlingen nodig ik een voor een uit om ook op de piano de knopjes te komen bedienen. Dit levert veel mooie momenten op. Hoe simpel kan het zijn. Laat leerlingen zelf spelen op een keyboard en ze doen vanzelf een heleboel ontdekkingen. Sommige leerlingen vinden het spannend, maar bij de meeste verschijnt er een big smile op hun gezicht. Bij een aantal leerlingen ontstaat er een vraag en antwoord spel, door na te spelen wat zij spelen en van daaruit verder te communiceren. Het grootse wonder voltrekt zich bij S. S is een in zichzelf gekeerde autistische leerling. Hij ziet heel slecht, maar heeft wel een duidelijke gevoeligheid voor muziek. Als hij bij de piano staat begint hij niet net als de meeste van zijn klasgenoten met twee vuisten op de toetsen te slaan, maar loopt hij eerst alle witte toetsen een voor een naar beneden af. Ik begin het apparatenliedje te zingen en zet zijn vinger op de begintoon. Foutloos speelt hij het liedje mee. Ik wist dat hij dit kon, maar ik zie de groepsleerkracht bijna letterlijk van zijn stoel vallen. S kan iets wat geen enkele andere leerling en de meeste collega's op school niet kunnen, terwijl hij in de klas zit met laag functionerende leerlingen. Het is raar maar waar. Misschien dat de volgende Kinderboekenweek over dit soort bijzondere mensen kan gaan.
maandag 28 september 2015
Leren van de lijn
Afgelopen vrijdag was er een studiedag bij ons op school. Omdat het onderwerp op mij niet van toepassing was kon ik de dag zelf invullen. Een gapende dag lag voor mij. Ik besloot mij te storten op de leerlijn muziek die ik voor onze nieuwe fusieschool wil maken. De huidige leerlijn is bijna 10 jaar oud en gezien de uitbreiding van de school met een nieuwe doelgroep, de langdurig zieke leerlingen, is het tijd voor een update.
Nederland heeft niet, zoals in bijvoorbeeld in Engeland, een door overheidswegen vastgesteld curriculum wat je vertelt wat en hoe er geleerd moet worden. Wij hebben kerndoelen voor het basisonderwijs en eindexamenprogramma's voor het voortgezet. Kerndoelen zijn de competenties die leerlingen aan het einde van hun schoolloopbaan moeten bereiken. Scholen zijn zelf vrij om in te vullen hoe ze dat doen, maar het is wel de bedoeling dat het systematisch gebeurd, voor elke school op maat, anders wordt de inspectie kwaad. Het is dus zaak om de manier waarop je de kerndoelen bereikt, vast te leggen in een leerlijn. In zo'n leerlijn beschrijf je aan welke doelen je in elk schooljaar werkt,.Hoe je het zo opbouwt, dat je in groep 8 de kerndoelen gerealiseerd hebt. Voor vakken waar je een methode gebruikt, is er door de auteurs al heel goed nagedacht over hoe zo'n leerlijn eruit ziet. Voor het vak muziek gebruik ik echter geen methode. Ik moet mijn puzzel zelf leggen.
Ook in het speciaal onderwijs zijn er sinds 2009 kerndoelen. En daar begint het gepuzzel gelijk al. Voor verschillende groepen binnen de school zijn er namelijk verschillende kerndoelen vastgesteld. Ze zijn er voor leerlingen die alleen een fysieke beperking hebben, weer andere zijn er voor verstandelijk of meervoudig gehandicapte leerlingen. Op school hebben we echter ook een groep leerlingen die tussen deze twee niveaus in zit. Voor hen wordt het schipperen tussen de kerndoelen.
Daarnaast zijn er ook inhoudelijke verschillen tussen beide leerlijnen. Het vak muziek heet in de eerst genoemde leerlijn gewoon 'muziek' maar voor de tweede doelgroep 'muziek en bewegen'.
'Leerlingen doen kennis, inzicht en vaardigheden op zodat ze kunnen deelnemen aan de muziekcultuur in Nederland' heet het voor de fysiek beperkte leerlingen.
‘Het gaat er vooral om dat leerlingen leren plezier te beleven en zich leren uiten’ wordt door de overheid over de meervoudig gehandicapte leerlingen gezegd.
Zo lijkt het net alsof de fysiek gehandicapte leerling geen plezier mag beleven en de meervoudig gehandicapte geen vaardigheden mag opdoen! Dat moeten we dus even recht puzzelen. Het puzzelen begint echter pas echt als je de tussendoelen wilt formuleren. Bij ons op school worden voor de meeste vakken de CED leerlijnen gebruikt. Ik ben daar voor het vak muziek niet erg enthousiast over. De leerlijn is erg op kennis en vaardigheden gericht, maar dat is in mijn muzieklessen niet altijd het belangrijkste. De gedachte achter het SLO leerplankader kunstzinnige oriëntatie spreekt mij veel meer aan. Dat gaat uit van het creatieve proces. Dat wil ik graag bij mijn leerlingen bevorderen. Het probleem is natuurlijk dat creativiteit niet zo eenvoudig te vatten is in iets meetbaars. De uitwerking van de leerlijn van het SLO bevat dus weer veel kennis- en vaardigheidsdoelen die ik niet met de leerlingen ga bereiken.
Voor de leerlingen met een verstandelijke beperking kwam ik via mijn studie op het spoor van Sounds of Intent. Een leerlingvolgsysteem dat aan Engelse universiteiten is ontwikkeld. Behalve kennis en vaardigheden beschrijven zij ook een sociale dimensie. Voor mijn smaak komt zingen er veel te weinig in voor, dus daar heb ik zelf wat tussendoelen voor ingevoegd.
Na een dagje puzzelen bekroop mij de vraag: worden de leerlingen nu gelukkiger van, van al dat gepuzzel? Willen die niet gewoon een leuke muziekles? Er is geen inspecteur die ooit mijn leerlijn muziek heeft in gezien, er is nog geen collega geweest die gevraagd heeft hoe het eigenlijk met mijn leerlijn zit.
Hoewel beelden van papieren tijgers en paarse krokodillen mij zeker voor de ogen komen als ik met de leerlijn bezig ben, ben ik ook toch weer een keer extra gaan nadenken over wat ik nu met het muziekonderwijs wil bereiken en hoe ik dat ga doen. Het is goed om, al is het maar eens in de tien jaar, dat weer eens te leren van de lijn.
Nederland heeft niet, zoals in bijvoorbeeld in Engeland, een door overheidswegen vastgesteld curriculum wat je vertelt wat en hoe er geleerd moet worden. Wij hebben kerndoelen voor het basisonderwijs en eindexamenprogramma's voor het voortgezet. Kerndoelen zijn de competenties die leerlingen aan het einde van hun schoolloopbaan moeten bereiken. Scholen zijn zelf vrij om in te vullen hoe ze dat doen, maar het is wel de bedoeling dat het systematisch gebeurd, voor elke school op maat, anders wordt de inspectie kwaad. Het is dus zaak om de manier waarop je de kerndoelen bereikt, vast te leggen in een leerlijn. In zo'n leerlijn beschrijf je aan welke doelen je in elk schooljaar werkt,.Hoe je het zo opbouwt, dat je in groep 8 de kerndoelen gerealiseerd hebt. Voor vakken waar je een methode gebruikt, is er door de auteurs al heel goed nagedacht over hoe zo'n leerlijn eruit ziet. Voor het vak muziek gebruik ik echter geen methode. Ik moet mijn puzzel zelf leggen.
Ook in het speciaal onderwijs zijn er sinds 2009 kerndoelen. En daar begint het gepuzzel gelijk al. Voor verschillende groepen binnen de school zijn er namelijk verschillende kerndoelen vastgesteld. Ze zijn er voor leerlingen die alleen een fysieke beperking hebben, weer andere zijn er voor verstandelijk of meervoudig gehandicapte leerlingen. Op school hebben we echter ook een groep leerlingen die tussen deze twee niveaus in zit. Voor hen wordt het schipperen tussen de kerndoelen.
Daarnaast zijn er ook inhoudelijke verschillen tussen beide leerlijnen. Het vak muziek heet in de eerst genoemde leerlijn gewoon 'muziek' maar voor de tweede doelgroep 'muziek en bewegen'.
'Leerlingen doen kennis, inzicht en vaardigheden op zodat ze kunnen deelnemen aan de muziekcultuur in Nederland' heet het voor de fysiek beperkte leerlingen.
‘Het gaat er vooral om dat leerlingen leren plezier te beleven en zich leren uiten’ wordt door de overheid over de meervoudig gehandicapte leerlingen gezegd.
Zo lijkt het net alsof de fysiek gehandicapte leerling geen plezier mag beleven en de meervoudig gehandicapte geen vaardigheden mag opdoen! Dat moeten we dus even recht puzzelen. Het puzzelen begint echter pas echt als je de tussendoelen wilt formuleren. Bij ons op school worden voor de meeste vakken de CED leerlijnen gebruikt. Ik ben daar voor het vak muziek niet erg enthousiast over. De leerlijn is erg op kennis en vaardigheden gericht, maar dat is in mijn muzieklessen niet altijd het belangrijkste. De gedachte achter het SLO leerplankader kunstzinnige oriëntatie spreekt mij veel meer aan. Dat gaat uit van het creatieve proces. Dat wil ik graag bij mijn leerlingen bevorderen. Het probleem is natuurlijk dat creativiteit niet zo eenvoudig te vatten is in iets meetbaars. De uitwerking van de leerlijn van het SLO bevat dus weer veel kennis- en vaardigheidsdoelen die ik niet met de leerlingen ga bereiken.
Voor de leerlingen met een verstandelijke beperking kwam ik via mijn studie op het spoor van Sounds of Intent. Een leerlingvolgsysteem dat aan Engelse universiteiten is ontwikkeld. Behalve kennis en vaardigheden beschrijven zij ook een sociale dimensie. Voor mijn smaak komt zingen er veel te weinig in voor, dus daar heb ik zelf wat tussendoelen voor ingevoegd.
Na een dagje puzzelen bekroop mij de vraag: worden de leerlingen nu gelukkiger van, van al dat gepuzzel? Willen die niet gewoon een leuke muziekles? Er is geen inspecteur die ooit mijn leerlijn muziek heeft in gezien, er is nog geen collega geweest die gevraagd heeft hoe het eigenlijk met mijn leerlijn zit.
Hoewel beelden van papieren tijgers en paarse krokodillen mij zeker voor de ogen komen als ik met de leerlijn bezig ben, ben ik ook toch weer een keer extra gaan nadenken over wat ik nu met het muziekonderwijs wil bereiken en hoe ik dat ga doen. Het is goed om, al is het maar eens in de tien jaar, dat weer eens te leren van de lijn.
maandag 21 september 2015
Eigenaarschap is meersterschap
Afgelopen zaterdagmiddag was ik op een bijeenkomst van het LKCA (Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst) in Utrecht. Een bont gezelschap van conservatorium docenten, muziekwetenschappers, docenten voortgezet onderwijs en een verdwaalde vakleerkracht speciaal onderwijs bespraken de mogelijkheden van praktijkgericht onderzoek. Een voorbeeld van zo'n praktijkgericht onderzoek werd gegeven door Cheryl Oosterman. Zij beschreef hoe zij had onderzocht hoe zij de rol van creativiteit in haar lessen in het voortgezet onderwijs kon vergroten. Uit haar onderzoek bleek dat eigenaarschap een belangrijke factor is. Eigenaarschap leidt tot een verhoogde motivatie bij de leerlingen en dat draagt in hoge mate bij aan de kwaliteit van de uitvoering van een opdracht. Anders gezegd als leerlingen zelf verantwoordelijk zijn voor wat ze leren, leren ze beter. Het leidde haar tot de stelling: 'zonder eigenaarschap geen creativiteit'.
Hoe zit het nu met dat eigenaarschap en die creativiteit in mijn lessen? Willen leerlingen eigenaarschap kunnen nemen dan worden een aantal vaardigheden van ze verlangt. Denk aan: initiatief tonen, samen werken met anderen, doorzettingsvermogen, verantwoordelijkheid nemen etc. Dat zijn voorwaarden waaraan lang niet alle leerlingen in het speciaal onderwijs zomaar voldoen. Creativiteit veronderstelt voorstellingsvermogen, verbeeldingskracht, out of the box denken. Veel leerlingen op school zijn al blij als ze een box kunnen hanteren. Voor hen is het al heel wat als ze in de maat op een trommel kunnen slaan. Dat is nog iets heel anders dan dat ze zelf een muziekstuk gaan bedenken.
Als je eigenaarschap en creativiteit vereenvoudigt naar het begrip eigen inbreng dan is er al veel meer mogelijk. Zodra leerlingen tekenen van eigen inbreng vertonen, stap ik er graag op in.
Afgelopen vrijdag was er in de onderbouw een opdracht waarbij de leerlingen de maat en het ritme van het liedje Alonki kon dansi zouden gaan spelen. We begonnen met de maat. Terwijl we aan het spelen waren begon J in de maat met zijn heupen te wiegen. Juf W viel het gelijk op. Binnen de kortste keren stonden we met de hele klas in de maat met onze heupen te draaien. Aan het spelen van het ritme zijn we niet meer toe gekomen, maar dankzij de inbreng van J en de oplettendheid van juf W hebben we de maat wel extra goed gevoeld.
In het VSO zongen we in groep blauw een lied van Taylor Swift. L had het uitgekozen en samen met klasgenoot R had ik haar de opdracht gegeven om een korte spreekbeurt over mevrouw Swift te houden. Eigenlijk was het al een week eerder de bedoeling geweest, maar toen waren ze dat vergeten. We hebben het toen gehad over hoe ze konden voorkomen dat het de week erop weer zou gebeuren. Ik moest ze dus even helpen met het organiseren van hun eigen inbreng. Het resultaat was een aandoenlijke Wikipedia voordracht waar we met z'n allen een kwartier lang over hebben doorgepraat. De volgende les is een volgend duo aan de beurt om Kenny B te bespreken.
In de bovenbouw heb ik vorige week met de leerlingen een liedbegeleiding uitgevoerd. Op het bord stonden boven een aantal woorden tekens. Elk teken stond voor een bepaald instrument. Het werd dus zichtbaar waar welk instrument zou gaan spelen. De leerlingen hadden snel door hoe het werkte, ze konden de genoteerde muziek snel spelen. Het ging mij eigenlijk om de volgende stap, die ik deze week kon zetten. De leerlingen werden in groepjes van 4 verdeeld en kregen de opdracht om bij een volgend lied zelf een liedbegeleiding te verzinnen door tekens boven de woorden te zetten. De opdracht was duidelijk en iedereen ging gelijk aan de slag. Al gauw was het een kabaal van belang. De verschillende groepjes begonnen spontaan hun eigen liedbegeleiding uit te proberen. De creativiteit was niet zo groot, daarvoor was de box van de opdracht te sterk. Het eigenaarschap was echter wel groot. Er werd hard gewerkt, elk groepje wilde graag laten zien wat ze bedacht hadden. Het eigenaarschap van de leerlingen werkte niet alleen voor hen motiverend, maar ook voor mij als hun muziekmeester. Eigenaarschap is meesterschap.
Hoe zit het nu met dat eigenaarschap en die creativiteit in mijn lessen? Willen leerlingen eigenaarschap kunnen nemen dan worden een aantal vaardigheden van ze verlangt. Denk aan: initiatief tonen, samen werken met anderen, doorzettingsvermogen, verantwoordelijkheid nemen etc. Dat zijn voorwaarden waaraan lang niet alle leerlingen in het speciaal onderwijs zomaar voldoen. Creativiteit veronderstelt voorstellingsvermogen, verbeeldingskracht, out of the box denken. Veel leerlingen op school zijn al blij als ze een box kunnen hanteren. Voor hen is het al heel wat als ze in de maat op een trommel kunnen slaan. Dat is nog iets heel anders dan dat ze zelf een muziekstuk gaan bedenken.
Als je eigenaarschap en creativiteit vereenvoudigt naar het begrip eigen inbreng dan is er al veel meer mogelijk. Zodra leerlingen tekenen van eigen inbreng vertonen, stap ik er graag op in.
Afgelopen vrijdag was er in de onderbouw een opdracht waarbij de leerlingen de maat en het ritme van het liedje Alonki kon dansi zouden gaan spelen. We begonnen met de maat. Terwijl we aan het spelen waren begon J in de maat met zijn heupen te wiegen. Juf W viel het gelijk op. Binnen de kortste keren stonden we met de hele klas in de maat met onze heupen te draaien. Aan het spelen van het ritme zijn we niet meer toe gekomen, maar dankzij de inbreng van J en de oplettendheid van juf W hebben we de maat wel extra goed gevoeld.
In het VSO zongen we in groep blauw een lied van Taylor Swift. L had het uitgekozen en samen met klasgenoot R had ik haar de opdracht gegeven om een korte spreekbeurt over mevrouw Swift te houden. Eigenlijk was het al een week eerder de bedoeling geweest, maar toen waren ze dat vergeten. We hebben het toen gehad over hoe ze konden voorkomen dat het de week erop weer zou gebeuren. Ik moest ze dus even helpen met het organiseren van hun eigen inbreng. Het resultaat was een aandoenlijke Wikipedia voordracht waar we met z'n allen een kwartier lang over hebben doorgepraat. De volgende les is een volgend duo aan de beurt om Kenny B te bespreken.
In de bovenbouw heb ik vorige week met de leerlingen een liedbegeleiding uitgevoerd. Op het bord stonden boven een aantal woorden tekens. Elk teken stond voor een bepaald instrument. Het werd dus zichtbaar waar welk instrument zou gaan spelen. De leerlingen hadden snel door hoe het werkte, ze konden de genoteerde muziek snel spelen. Het ging mij eigenlijk om de volgende stap, die ik deze week kon zetten. De leerlingen werden in groepjes van 4 verdeeld en kregen de opdracht om bij een volgend lied zelf een liedbegeleiding te verzinnen door tekens boven de woorden te zetten. De opdracht was duidelijk en iedereen ging gelijk aan de slag. Al gauw was het een kabaal van belang. De verschillende groepjes begonnen spontaan hun eigen liedbegeleiding uit te proberen. De creativiteit was niet zo groot, daarvoor was de box van de opdracht te sterk. Het eigenaarschap was echter wel groot. Er werd hard gewerkt, elk groepje wilde graag laten zien wat ze bedacht hadden. Het eigenaarschap van de leerlingen werkte niet alleen voor hen motiverend, maar ook voor mij als hun muziekmeester. Eigenaarschap is meesterschap.
maandag 14 september 2015
Alle kleuren van de regenboog
Het niveau van de muzieklessen op onze school verschilt enorm. Waar je in de ene klas moeiteloos een driestemmige canon kunt zingen, ben je in de klas ernaast al blij als leerlingen je aankijken als je hun naam noemt. Behalve met leeftijdsverschillen heeft dat vooral ook met de verstandelijke vermogens van de leerlingen te maken.
Een aardig voorbeeld leveren de VSO klassen op. In deze klassen zitten leerlingen die niet naar een reguliere middelbare school kunnen. Verstandelijk zullen ze het daar allemaal niet redden. Ze worden voorbereid op een zo goed mogelijke plek in de samenleving. Veel praktische training dus. Grote trots van de VSO afdeling is J. Hij doet het heel goed bij de Albert Heijn en kan daar wellicht vanuit zijn stage als reguliere vakkenvuller aan de slag. Andere leerlingen zullen echter alleen dagbesteding als toekomst hebben.
Er zijn drie VSO klassen: geel, rood en blauw. Uit de naam van de groep kan je het niveau van de leerlingen niet aflezen. De inhoud van de muzieklessen maken die verschillen wel nel duidelijk.
In groep blauw kiezen de leerlingen zelf liedjes uit die ze willen zingen. We zijn nu bezig Shake it off van Taylor Swift in te studeren. Het Engels is best lastig, maar de motivatie om het lied te kunnen zingen is bij de leerlingen hoog. Komende week houden twee leerlingen een klein spreekbeurtje over Taylor Swift en bepalen we welk lied we daarna zullen gaan zingen.
Groep rood heeft de pech dat er weinig leerlingen in zitten die kunnen zingen. Met gebaren proberen we eenvoudige liedjes, die ik ook met de leerlingen uit de middenbouw van de basisschool zing, uit te beelden. Een aantal meiden in de klas noemen K3 als favoriete popartiest, al zijn ze 16.
In groep geel zetten we vol in op de gebarenliedjes en muziekbeleving. De leerlingen genieten enorm van muziek. Elke week gebeuren daar tijdens de muziekbelevingslessen weer kleine wondertjes. Die wondertjes spelen zich echter niet zozeer af op muzikaal gebied, maar veeleer op het sociaal-emotionele terrein. Ik schreef al eerder over T die, ondanks al zijn fysieke beperkingen, het toch voor elkaar krijgt om op de muziek een tekening te maken.
Dat de leerlingen qua niveau aan het einde van hun schoolloopbaan uit elkaar groeien lijkt logisch. Hoe ouder je wordt, hoe groter de verschillen in ontwikkeling. Maar ook aan het begin van die ontwikkeling zijn er al grote verschillen tussen kleuters te merken.
Deze week deel ik voor het eerst instrumenten uit bij de twee kleuterklassen. Mijn doel van de les gaat eigenlijk niet verder dan te bereiken dat de leerlingen tegelijk beginnen met spelen en tegelijk stoppen. Dat laatste is natuurlijk verreweg het moeilijkst. Als ik de instrumenten uitdeel beginnen de kleuters natuurlijk allemaal te rammelen, te trommelen en te tikken. De klas van juf S snapt gelijk het stopgebaar. Als we het lied gaan zingen waarbij ze mee mogen spelen, stoppen ze keurig aan het einde van het lied. De klas van de buurjuf rammelt, trommelt en tikt er ook vrolijk op los. Hier snappen slechts een paar leerlingen het stop gebaar en spreek ik elk kind apart aan dat door speelt. Bij juf S kunnen we een dirigeerspel doen, waarbij niet alleen ik, maar ook juf S en een aantal leerlingen dirigent zijn. Bij de buren lukt het precies een keer om met zijn allen tegelijkertijd te stoppen. Wat zijn we trots!
Als je mij nu vraagt aan welk niveau leerlingen ik het liefst les geef, dan kan ik daar in alle eerlijkheid geen antwoord op geven. Het zijn juist de verschillen tussen al die leerlingen, elk met hun eigen verhaal, elk met hun eigen niveau, die het werken in het speciaal onderwijs zo interessant maakt. Het is de regenboog die deze open deur kleur geeft.
Een aardig voorbeeld leveren de VSO klassen op. In deze klassen zitten leerlingen die niet naar een reguliere middelbare school kunnen. Verstandelijk zullen ze het daar allemaal niet redden. Ze worden voorbereid op een zo goed mogelijke plek in de samenleving. Veel praktische training dus. Grote trots van de VSO afdeling is J. Hij doet het heel goed bij de Albert Heijn en kan daar wellicht vanuit zijn stage als reguliere vakkenvuller aan de slag. Andere leerlingen zullen echter alleen dagbesteding als toekomst hebben.
Er zijn drie VSO klassen: geel, rood en blauw. Uit de naam van de groep kan je het niveau van de leerlingen niet aflezen. De inhoud van de muzieklessen maken die verschillen wel nel duidelijk.
In groep blauw kiezen de leerlingen zelf liedjes uit die ze willen zingen. We zijn nu bezig Shake it off van Taylor Swift in te studeren. Het Engels is best lastig, maar de motivatie om het lied te kunnen zingen is bij de leerlingen hoog. Komende week houden twee leerlingen een klein spreekbeurtje over Taylor Swift en bepalen we welk lied we daarna zullen gaan zingen.
Groep rood heeft de pech dat er weinig leerlingen in zitten die kunnen zingen. Met gebaren proberen we eenvoudige liedjes, die ik ook met de leerlingen uit de middenbouw van de basisschool zing, uit te beelden. Een aantal meiden in de klas noemen K3 als favoriete popartiest, al zijn ze 16.
In groep geel zetten we vol in op de gebarenliedjes en muziekbeleving. De leerlingen genieten enorm van muziek. Elke week gebeuren daar tijdens de muziekbelevingslessen weer kleine wondertjes. Die wondertjes spelen zich echter niet zozeer af op muzikaal gebied, maar veeleer op het sociaal-emotionele terrein. Ik schreef al eerder over T die, ondanks al zijn fysieke beperkingen, het toch voor elkaar krijgt om op de muziek een tekening te maken.
Dat de leerlingen qua niveau aan het einde van hun schoolloopbaan uit elkaar groeien lijkt logisch. Hoe ouder je wordt, hoe groter de verschillen in ontwikkeling. Maar ook aan het begin van die ontwikkeling zijn er al grote verschillen tussen kleuters te merken.
Deze week deel ik voor het eerst instrumenten uit bij de twee kleuterklassen. Mijn doel van de les gaat eigenlijk niet verder dan te bereiken dat de leerlingen tegelijk beginnen met spelen en tegelijk stoppen. Dat laatste is natuurlijk verreweg het moeilijkst. Als ik de instrumenten uitdeel beginnen de kleuters natuurlijk allemaal te rammelen, te trommelen en te tikken. De klas van juf S snapt gelijk het stopgebaar. Als we het lied gaan zingen waarbij ze mee mogen spelen, stoppen ze keurig aan het einde van het lied. De klas van de buurjuf rammelt, trommelt en tikt er ook vrolijk op los. Hier snappen slechts een paar leerlingen het stop gebaar en spreek ik elk kind apart aan dat door speelt. Bij juf S kunnen we een dirigeerspel doen, waarbij niet alleen ik, maar ook juf S en een aantal leerlingen dirigent zijn. Bij de buren lukt het precies een keer om met zijn allen tegelijkertijd te stoppen. Wat zijn we trots!
Als je mij nu vraagt aan welk niveau leerlingen ik het liefst les geef, dan kan ik daar in alle eerlijkheid geen antwoord op geven. Het zijn juist de verschillen tussen al die leerlingen, elk met hun eigen verhaal, elk met hun eigen niveau, die het werken in het speciaal onderwijs zo interessant maakt. Het is de regenboog die deze open deur kleur geeft.
maandag 7 september 2015
Baby van de dag
Afgelopen woensdag ging bij ons op school de actie Steptember van start. Het doel is zo veel mogelijk geld in te zamelen om onderzoek naar cerebrale parese mogelijk te maken. Vroeger werd cerebrale parese spasticiteit genoemd lees ik op de website van steptember. Ik wist het niet, maar dankzij de website en de toelichting die ik Erik Scherder bij De Wereld Draait Door hoorde geven, ben ik weer een beetje wetenschappelijk bijgepraat. De handicap ontstaat vaak al tijdens de zwangerschap of tijdens de geboorte door zuurstofgebrek van de hersenen. 'Bij cerebrale parese zijn de hersenen niet in staat de juiste spanning aan de spieren door te geven en ze onderling op de goede manier te laten samenwerken.' lees ik als ik even verder google. Mensen met cerebrale parese hebben of te veel of te weinig spierspanning en kunnen nog een heleboel andere neveneffecten van die hersenbeschadiging hebben, zoals verminderde verstandelijke vermogens, een slecht communicatievermogen, epileptische aanvallen, verlammingen etc. Per dag wordt er in Nederland een baby met CP geboren.
Als ik dit zo lees, dan is de steptember actie van toepassing op heel wat leerlingen van De Regenboog. In elke klas zitten wel een paar leerlingen die het ongeluk hadden bij hun geboorte de baby van de dag te zijn. Bij ons op school zitten natuurlijk vooral de 'zwaardere' gevallen. Dat zitten mag je letterlijk nemen: velen zijn aan hun rolstoel gekluisterd.
Tijdens de eerste muziekles kom ik J tegen. Hij is nieuw op school en het is voor mij nog even aftasten wat hij wel en niet kan. Hij is aan de beurt om een liedje uit te kiezen. Ik heb een grote insteekhoes bij mij waarin 24 picto's zitten. Elke picto staat voor een liedje. Het is de bedoeling dat J er één aanwijst. Zijn armen zwaaien door de lucht en hebben moeite enige richting te vinden, laat staan een picto aan te wijzen. Dit gaat niet werken. Ik vouw de hoes in vieren, zodat er nog maar 6 picto's te kiezen zijn. De klassenassistente wijst een picto aan en vraag: 'Wil je deze?' Zo gaan we een aantal picto's af en als wij een onbestemd 'waaaa' bij de picto met de papegaai hebben gehoord begrijpen we dat hij dat liedje wil zingen. 'Geen geluid betekent nee, wel geluid is ja' legt de assistente me uit. Bij Pagaaitje leef je nog zwaaien zijn ledematen alle kanten op. Het is maar goed dat er bij poef niemand tegenover hem zit.
Een paar lessen later kom ik T tegen. Hij zit dit keer niet in zijn rolstoel, maar staat op een statafel.
Leerlingen worden af en toe op voorschrift van de fysiotherapeut met vereende krachten in een statafel gezet om de verkrampte spieren op te rekken. T vindt het duidelijk geen pretje. Na een kwartiertje ziet hij letterlijk groen en geel. Hij is misselijk geworden, doordat niet allen zijn spieren, maar ook zijn maag in een andere stand gedwongen wordt. Gelukkig heeft zijn juf het goed door en vraagt de assistente hem weer in zijn rolstoel te zetten. Aan het einde van de les komt hij daarin weer breed lachend terug.
Dat het voor leerlingen met CP moeilijk is om muziek te maken moge duidelijk zijn. Als je je ledematen niet goed kunt besturen, hoe kan je dan ooit strak in de maat spelen? Vorig jaar ontstond er een uitdaging om F mee te laten doen aan een compositieproject. Hij en zijn klasgenoten kregen 8 workshops waarbij ze op keyboards hun eigen compositie maakten en uitvoerden. Bij de eerste les wilde F graag op het keyboard meespelen, maar het was lastig voor hem om de toetsen op het juiste moment en de juiste plek te raken. Op een gegeven moment mepte hij zelfs het hele keyboard van zijn rolstoel. Hij deed wel erg zijn best. Toen hij de opdracht kreeg om zacht te spelen drukte hij bijvoorbeeld zijn neus tegen de toetsen, zodat het ook echt zacht klonk. Ik besprak met zijn juf en de klassenassistente hoe we hem toch goed mee konden laten doen. We kwamen op het idee om hem op zijn iPad mee te laten spelen. Die bestuurt hij feilloos met zijn neus. Na een speurtocht om de juiste app te vinden (ThumbJam, geweldige app!) heeft hij de rest van de workshops als volwaardig lid van het orkest meegespeeld.
Nu even terug naar Steptember. Het is de bedoeling dat je je als team per dag minstens 10.000 stappen zet en je laat sponseren. Op school hebben zich verschillende teams gevormd en die nemen het serieus. Ik zag een collega staan joggen bij het kopieerapparaat . Zij had duidelijk een stappenteller in haar broekzak. Tijdens de lunchpauzes wordt druk gediscussieerd hoe het toch mogelijk is dat collega X wel 16.000 stappen had, terwijl collega Y niet verder dan 3000 kwam. Dat moest toch wel aan de stappenteller liggen. Ik zelf laat dit deel van de actie aan mij voorbijgaan. Ik step liever een rondje op de step die ik een maandje geleden gekocht heb (ben zo blij dat ik hem heb) en ben zeer dankbaar dat ik vijftig jaar geleden niet de baby van de dag was.
Als ik dit zo lees, dan is de steptember actie van toepassing op heel wat leerlingen van De Regenboog. In elke klas zitten wel een paar leerlingen die het ongeluk hadden bij hun geboorte de baby van de dag te zijn. Bij ons op school zitten natuurlijk vooral de 'zwaardere' gevallen. Dat zitten mag je letterlijk nemen: velen zijn aan hun rolstoel gekluisterd.
Tijdens de eerste muziekles kom ik J tegen. Hij is nieuw op school en het is voor mij nog even aftasten wat hij wel en niet kan. Hij is aan de beurt om een liedje uit te kiezen. Ik heb een grote insteekhoes bij mij waarin 24 picto's zitten. Elke picto staat voor een liedje. Het is de bedoeling dat J er één aanwijst. Zijn armen zwaaien door de lucht en hebben moeite enige richting te vinden, laat staan een picto aan te wijzen. Dit gaat niet werken. Ik vouw de hoes in vieren, zodat er nog maar 6 picto's te kiezen zijn. De klassenassistente wijst een picto aan en vraag: 'Wil je deze?' Zo gaan we een aantal picto's af en als wij een onbestemd 'waaaa' bij de picto met de papegaai hebben gehoord begrijpen we dat hij dat liedje wil zingen. 'Geen geluid betekent nee, wel geluid is ja' legt de assistente me uit. Bij Pagaaitje leef je nog zwaaien zijn ledematen alle kanten op. Het is maar goed dat er bij poef niemand tegenover hem zit.
Een paar lessen later kom ik T tegen. Hij zit dit keer niet in zijn rolstoel, maar staat op een statafel.
Leerlingen worden af en toe op voorschrift van de fysiotherapeut met vereende krachten in een statafel gezet om de verkrampte spieren op te rekken. T vindt het duidelijk geen pretje. Na een kwartiertje ziet hij letterlijk groen en geel. Hij is misselijk geworden, doordat niet allen zijn spieren, maar ook zijn maag in een andere stand gedwongen wordt. Gelukkig heeft zijn juf het goed door en vraagt de assistente hem weer in zijn rolstoel te zetten. Aan het einde van de les komt hij daarin weer breed lachend terug.
Dat het voor leerlingen met CP moeilijk is om muziek te maken moge duidelijk zijn. Als je je ledematen niet goed kunt besturen, hoe kan je dan ooit strak in de maat spelen? Vorig jaar ontstond er een uitdaging om F mee te laten doen aan een compositieproject. Hij en zijn klasgenoten kregen 8 workshops waarbij ze op keyboards hun eigen compositie maakten en uitvoerden. Bij de eerste les wilde F graag op het keyboard meespelen, maar het was lastig voor hem om de toetsen op het juiste moment en de juiste plek te raken. Op een gegeven moment mepte hij zelfs het hele keyboard van zijn rolstoel. Hij deed wel erg zijn best. Toen hij de opdracht kreeg om zacht te spelen drukte hij bijvoorbeeld zijn neus tegen de toetsen, zodat het ook echt zacht klonk. Ik besprak met zijn juf en de klassenassistente hoe we hem toch goed mee konden laten doen. We kwamen op het idee om hem op zijn iPad mee te laten spelen. Die bestuurt hij feilloos met zijn neus. Na een speurtocht om de juiste app te vinden (ThumbJam, geweldige app!) heeft hij de rest van de workshops als volwaardig lid van het orkest meegespeeld.
Nu even terug naar Steptember. Het is de bedoeling dat je je als team per dag minstens 10.000 stappen zet en je laat sponseren. Op school hebben zich verschillende teams gevormd en die nemen het serieus. Ik zag een collega staan joggen bij het kopieerapparaat . Zij had duidelijk een stappenteller in haar broekzak. Tijdens de lunchpauzes wordt druk gediscussieerd hoe het toch mogelijk is dat collega X wel 16.000 stappen had, terwijl collega Y niet verder dan 3000 kwam. Dat moest toch wel aan de stappenteller liggen. Ik zelf laat dit deel van de actie aan mij voorbijgaan. Ik step liever een rondje op de step die ik een maandje geleden gekocht heb (ben zo blij dat ik hem heb) en ben zeer dankbaar dat ik vijftig jaar geleden niet de baby van de dag was.
vrijdag 28 augustus 2015
Het wonder van de dag
'Ze zijn er helemaal klaar voor hoor' zegt de assistente die ik in de gang tegen kom. Als ik mijn muziekkar de hoek om duw hoor ik gejoel uit het VSO lokaal komen. Acht puberdames en een heer, allen met een laag IQ en verschillende fysieke beperkingen, zitten in de kring klaar voor de muziekles. 'Meester Vincent, meester Vincent' gillen ze als ik mijn kar het krappe lokaal in manoeuvreer. De hormonen lijken door het lokaal te vliegen. Ik heb nog niets gedaan en de tent staat al op zijn kop.
Dit is een groep waar de leerlingen verstandelijk op kleuterniveau functioneren, maar lichamelijk al echte meiden zijn.
Muziekles is voor deze leerlingen een gebeurtenis waar ze naar uitkijken. Nu kan je echter niet spreken van een muziekles in traditionele zin. We noemen het muziekbelevingslessen. Het zingen van een lied of het slaan van een ritme op een trommel is voor deze leerlingen te hoog gegrepen. Drie van hen zitten bijvoorbeeld spastisch gevangen in hun lichaam en rolstoel en kunnen niet of nauwelijks praten. Hun klasgenoten communiceren ook op hun geheel eigen manier en hebben elk hun eigen motorische (on)mogelijkheden. Het Concertgebouworkest zullen ze dus nooit halen, maar muziek beleven, dat kunnen ze wel.
We beginnen de les met het welkomstliedje dat we vorige week geleerd hebben: 'We gaan beginnen, beginnen, want Vincent is weer binnen.' In het lied wordt iedereen begroet. Sommige leerlingen groeten terug, bij andere leerlingen is oogcontact al een hele waardevolle begroeting. De les wordt vervolgd met een gebarenliedje over wat je op school allemaal kunt leren en doen. De tekst begint met 'Hier op school kun je lezen leren, en het schrijven uitproberen.' Dat is echter voor deze leerlingen te hoog gegrepen. Ze zijn in de groep aan het werk over eten. Ze hebben net geleerd dat je bij het ontbijt boterhammen met pindakaas kunt smeren. Juf J stelt voor om dat broodjes smeren in het liedje te verwerken. De tekst wordt nu: 'Bij het ontbijt kun je broodjes smeren en het tafeldekken uitproberen.' Hier en daar wordt er een woordje meegezongen, S zingt het hele lied in haar eigen taal op haar eigen melodie mee, R begint het lied te zingen als we klaar zijn. Hoewel je niet kunt zeggen dat het lied wordt meegezongen, wordt het wel beleefd.
Daarna tekenen we muziek. Terwijl er muziek uit de film Amelie klinkt ga ik samen met de leerkracht een voor een bij de leerlingen langs. Ze tekenen met een stift de muziek op een leeg vel papier. Ik help ze even om met het ritme van de muziek mee te tekenen, maar laat ze vooral hun gang gaan. Sommige leerlingen lukt het aardig om de stift geleid door de muziek over het papier te laten gaan. Andere leerlingen vinden lekker kleuren al heel fijn. Omdat een op een begeleiding nodig is kan niet iedereen tegelijkertijd aan de beurt komen. T is één van de drie spastische leerlingen. Voor hem is bewegen een opgave, zijn hoofd omhoog houden kost hem al veel moeite, hij kan zijn armen, benen, handen en voeten nauwelijks bewegen. Hij heeft door wat de bedoeling is en roept zowaar verstaanbaar 'ik ook', ik ook'. Als juf J bij hem is zie ik dat ze hem eerst helpt met tekenen, maar dat ze even later het hem zelf laat proberen. Dan gebeurt het wonder van de dag. T tekent uit zichzelf! Hij bestuurt de stift met zijn hand en maakt zijn eigen tekening. Hij produceert dunne kartelige lijntjes. Wie had dat gedacht. Mijn dag kan niet meer stuk.
Het zijn dit soort kleine wondertjes die het werken in het speciaal onderwijs zo speciaal maken. Zo worden vele muziekbelevingslessen ook elke keer weer voor mij een hele beleving.
De muziek tekening van T |
dinsdag 25 augustus 2015
Eerste les schooljaar 2015-2016
"Jij bent leuk"
Dit schooljaar geef ik voor het twaalfde jaar muziekles op mytylschool De Regenboog in Haarlem. Wat mij betreft de mooiste baan die je denken kunt. De school wordt door heel bijzondere kinderen en prettige, zeer betrokken collega's bevolkt. Elke week geef ik alle leerlingen een half uurtje muziekles. Voor hen en voor mij vaak een cadeautje, ik pak het graag met ze uit.Dit schooljaar geef ik voor het eerst echt les aan de leerlingen van de Albert Schweitzerschool. Deze school voor langdurig zieke kinderen is vorig jaar met drie klassen bij De Regenboog in komen wonen. Volgend jaar is de fusie een feit en zijn we samen een nieuwe school. Ik ken de Albert Schweitzer leerlingen wel een beetje. Met de bovenbouwgroepen van de beide scholen hebben we vorig jaar het Amadeus inside out project gedaan. Een goed geslaagd samenwerkingsproject waarbij de klassen gezamenlijk composities hebben gemaakt en gepresenteerd. De middenbouwgroep heb ik voor een ander project ook een keer een lesje gegeven, maar de kleuters zijn helemaal nieuw voor mij.
Op vrijdagmiddag stap ik vol goede moed de Albert Schweitzer middenbouwgroep in. Negen leerlingen kijken mij verwachtingsvol aan. De groep heeft leerlingen op groep 3, groep 4 en groep 5 niveau. De leerlingen uit groep 3 zaten vorig jaar nog bij de kleuters, dus die kennen mij nog niet. De anderen doen echter alsof ze mij al jaren kennen. 'Je weet mijn naam toch nog wel?' roept B door de klas. 'Help me even, in de zomervakantie ben ik een hoop vergeten', antwoord ik snel. 'Ik ben B'. Ik geef hem een hand: 'Natuurlijk B, fijn je weer te zien.' Ik ga alle kinderen langs, geef iedereen een hand, kan zo de namen oefenen en heb zo gelijk even met iedereen contact gemaakt. Niet alleen met de voorste haantjes, maar juist ook even met de verlegen hennetjes zoals R uit groep 3.
De les begint met het instuderen van het beginliedje. Elke les begint met een liedje dat het begin van de les aangeeft. In dit liedje begroet ik iedereen ook nog even zingend en is er ook een stukje improvisatie. Het is daarbij de bedoeling dat een leerling een klein geïmproviseerd stukje voor zingt en dat zijn klasgenoten dat nazingen. Vervolgens klapt, stampt en flapt hij ook iets voor (bij het flappen beweeg je met je wijsvinger je lippen snel heen en weer en zing je een melodietje). Als ik vraag wie dat als eerste wil doen steekt B natuurlijk gelijk zijn vinger op. Het is fijn dat hij gelijk een goed voorbeeld geeft. Volgende week is iemand anders aan de beurt, die kan ik dan aan dit goede voorbeeld herinneren.
Om een beetje te kunnen inschatten wat het niveau van de leerlingen is begin ik deze eerste les met een eenvoudig liedje. Het is het Spaanstalige liedje Elena. De tekst luidt: Elena toma un bonbon, bomba tomba Elena. Het lied is afgeleid van een bekend lied uit de Caribean. Ik zing het een paar keer voor en vraag de leerlingen of ze een meisjesnaam herkent hebben en even later of ze gehoord hebben wat Elena gegeten heeft. Ze zingen eerst alleen 'Elena' en later ook 'bonbon' mee. Ze hoeven nu nog maar een paar woorden te leren om het hele liedje te kunnen zingen. Ik leer het lied expres geheel op het gehoor aan. In eerste instantie lijkt het ingewikkeld, maar door goed te luisteren ontrafelen ze de tekst en onderscheiden ze de klanken van de woorden. Zo train ik in de muziekles de luistervaardigheid die vooral de groep 3 leerlingen nodig hebben voor hun leesvaardigheid.
Hierna vertel ik wat het lied betekent. Elena heeft te veel kersenbonbons gegeten en is daardoor zo dronken geworden dat ze bij het dansen van de bomba valt (tomba). Nu kan ik het nooit laten om als ik een verhaal vertel dat ook uit te beelden. Al snoepend van denkbeeldige bonbons (ik doe net even alsof het gummetje en puntenslijper van T, die even niet zit op te letten, bonbons zijn) loop ik zwalkend door de klas en stort even later ter aarde. Grote hilariteit in de klas. Het stille meisje R uit groep 3 zegt onverwacht: 'Jij bent leuk'.
Tijdens het vervolg van de les klappen we bij bepaalde woorden en vullen we andere namen en etenswaar in. Via google translate zoeken we de woorden op en luisteren we hoe we ze moeten uitspreken. Ik sluit de les af met een afsluitliedje, dat we snel geleerd hebben. Als ik het lokaal verlaat doet R de deur voor mij open en zegt: 'Volgende week wordt het weer leuk, hè.' Ik heb dit schooljaar nog zeker 39 leuke lessen te gaan.
Abonneren op:
Posts (Atom)